Een Tibetaanse jongen wordt in een klooster opgeleid tot Boeddhistische monnik, maar eigenlijk kijkt hij liever naar de televisie; net als de reïncarnatie van Boeddha van dezelfde leeftijd. Vooral Chinese kitsch blijkt erg in trek.
Het leven van een Boeddhistische monnik is zwaar en bepaald niet spannend. Het is dan ook niet zo vreemd dat de jonge monnik Kleine Lama graag wat afleiding zoekt. En wat is nou betere afleiding dan de televisie van de kleine levende Boeddha? Die heeft zelfs een VCD-speler, kennelijk een gewild apparaat in Tibet. Lang mag er natuurlijk niet worden gekeken, er moet tenslotte ook nog gestudeerd, schoongemaakt en gebeden worden! Deze tegenstelling tussen het strenge monnikenbestaan en de televisie klinkt misschien spannend, grappig of interessant, het levert in dit geval echter een saaie film op. Dan zijn de rituelen in het dorp een eind verderop, waar de familie van Kleine Lama woont, een eigenlijk nog wel boeiender, maar niet veel. Kleine Lamas oude opa komt met zijn dwarse uitspraken nog wel eens grappig uit de hoek, maar dat zijn dan ook meteen weer de hoogtepunten.
De barre, harde en desolate landschappen van Tibet worden niet onaardig in beeld gebracht, maar je zou toch verwachten van een regisseur die zelf uit de regio komt dat hij daar wat meer oog voor zou hebben. Veel wijzer over die regio worden we ook niet, behalve dat men er houdt van oude verhalen over barmhartige prinsen en dat men daar zeer kleurrijke toneelstukken en televisieprogrammas over maakt. Het is tekenend dat de televisieserie die iedereen, inclusief de oudere monniken wil zien, veel interessanter lijkt dan wat wij als kijker in deze film krijgen voorgeschoteld. Uiteindelijk zitten wij slechts te kijken naar mensen die televisie kijken en daar verandert de hele Tibetaanse setting niets aan.