Cui Shunji, een Koreaanse in China, probeert te overleven door op straat kimchi te verkopen, Koreaanse maaltijden. Ze krijgt het iets makkelijker als ze daar een vergunning voor krijgt, maar een affaire met een getrouwde man maakt alles weer een stuk gecompliceerder. Haar zoontje probeert zich ondertussen te vermaken.
Deze Chinees/Koreaanse coproductie doet denken aan het Italiaanse neo-realisme dat aan het eind van de jaren veertig van de 20ste eeuw even in zwang was. Dergelijke films registreerden realistische, toevallige gebeurtenissen die geen direct verband met elkaar hadden, om zo aan te geven hoe willekeurig en moeilijk het leven voor de meeste mensen is. Hetzelfde zie je in Grain In Ear, dat dan wel weer een stuk afstandelijker aandoet. Dat komt mede door de camera, die tot aan de laatste scène nooit beweegt, waardoor er rust gecreëerd wordt en tegelijkertijd de tijd en ruimte ontstaat voor een zeer zorgvuldige kadrering, die meermaals goed bedacht en uitgewerkt overkomt.
Ondanks de afstandelijke manier van filmen en de willekeur van de gebeurtenissen, is het verhaal schrijnend te noemen. Dat het lot van Cui Shunji toch indruk maakt, komt juist door de terloopsheid waarmee aan het einde van de film een aantal verschrikkelijke gebeurtenissen elkaar in korte tijd opvolgt. Zo willekeurig is het leven van een vrouw in haar positie en het leven van vele anderen nu blijkbaar eenmaal. Aan de andere kant laat zij zich dan ook weer in met niet al te voorbeeldige mannen; hoe goed die het in eerste instantie nog met haar voor hebben, uiteindelijk kiezen ze toch voor hun eigen hachje en plezier. Het enige echt goede mannelijke personage in haar leven is haar zoontje, maar die kan haar slechts helpen met het opruimen van dode ratten. Grain In Ear mag dan wel een lage emotionele impact hebben, de lotgevallen van het hoofdpersonage blijven je wel degelijk bij. En dat betekent toch ook wat op een festival waarbij je voortdurend de ene bioscoopzaal uitloopt om de volgende alweer in te lopen.