Volgens regisseur José Luis Torres Leiva kun je El cielo, la tierra y la lluvia (De lucht, de aarde en de regen) het beste omschrijven als een film van ommetjes: geestelijk, virtueel, te voet, in de auto en op veerboten. De film volgt Ana in het vrij afgelegen gebied rond de zuidelijke Chileense kuststad Valdivia, dat gekenmerkt wordt door overweldigende natuur en weidse vlaktes. Het afleggen van soms enorme afstanden door de protagonisten onderstreept des te meer hun stilstand op andere vlakken en dit weet de film op een indringende manier te visualiseren. Helaas is El cielo, la tierra y la lluvia niet voor iedereen weggelegd. De narratieve stuwing is minimaal en de film zal vele kijkers niet bij de lurven grijpen.
Het hoofdpersonage Ana loopt wat af op een dag. Door velden en over bospaden op weg naar haar werk en later op de dag weer terug naar huis, waar ze haar bewegingsloze moeder verzorgt, die ze af en toe omdraait en voedt voordat ze zelf gaat eten. Het is niet onbegrijpelijk dat Ana op een gegeven moment haar baan als winkelbediende verliest door haar constante mentale afwezigheid. Haar vriendin Veronica heeft het niet veel beter. Ook zij werkt in een eveneens dodelijk saaie omgeving. Gelukkig kunnen de twee hun uitzichtloosheid tijdelijk vergeten wanneer ze bij elkaar zijn.
Een andere houvast van de twee is de natuur; ze zijn vertrouwd met de natuur om hen heen en zoeken zo nu en dan het strand op om tot rust te komen. En dat heeft ook Veronica soms hard nodig, omdat haar wereldvreemde en verstandelijk beperkte zus Marta kampt met suïcidale buien, waar ze haar handen vol aan heeft. Samen met Ana weet Veronica haar zus nog maar net te redden als deze op een dag recht de zee in loopt.
De schaarse dialogen dwingen je om op andere dingen te gaan letten, zoals de door regisseur Leiva sterk benadrukte en alom tegenwoordige achtergrondgeluiden. Zo worden in een scène de oorverdovende fabrieksgeluiden op Veronica's werk naadloos opgevolgd door Ana's vaste tred op weg naar huis. Door de aanhoudende stilte en de doordringende geluiden uit de natuur is het duidelijk waar het bij Leiva om draait. "Dit is een film over het opgaan van de mens in zijn omgeving", zo legt hij uit in een interview. Daarmee moeten we het dan maar doen, want de rest van het verhaal laat hij door het publiek invullen.
Twee uur lang spaarzame dialoog is in dit geval wat veel van het goede en José Luis Torres Leiva slaagt er niet in om dit weliswaar prachtig gefilmde portret boeiend genoeg te houden. Het door hem beoogde universele karakter zou sterker zijn geweest als minder vrijblijvende scènes in een contemplatieve fade-out zouden eindigen en ook een algehele kortere duur had de film goed gedaan. Torres Leiva hoort met Carlos Reygadas in het rijtje van Latijns-Amerikaanse filmmakers die hoge ogen gooien op diverse filmfestivals van afgelopen jaren met films die men even aards als spiritueel kan noemen.