"Bon, on y va!". Met deze bemoedigende en daadkrachtige kreet maant de zonderlinge politierechercheur Van der Weyden zijn onderknuppel Charpentier tot tempo. De Nederlandse vertaling van zijn stopwoordjes - "vooruit met de geit! - past nog veel beter bij de situatie. Als Charpentier zo doorgaat mag hij misschien wel in de voetsporen van zijn baas treden. Van der Weyden is een rare man die al met één been in zijn pensioen staat, met een merkwaardige motoriek, diverse tics en een stoffig voorkomen. Hij moet met zijn collega een bizarre moordzaak oplossen in een kustplaatje in het noorden van Frankrijk. Een vrouw is in stukjes gehakt en in het achterste van een koe gepropt. Het stuk vee wordt dood uit een bunker getakeld en in het slachthuis wordt de moord ontdekt. Het hoofd van het slachtoffer wordt langs de kant van de weg gevonden. Het absurde overheerst in Bruno Dumonts miniserie P'tit Quinquin. En dan is de aard van de misdaden nog betrekkelijk normaal te noemen.
Het gerespecteerde Cahier du Cinema wees nooit eerder een serie aan als beste film van het jaar. Dumonts miniserie, die in Nederland lekker in zijn geheel in de bioscopen wordt vertoond voorafgaand aan de dvd-release, viel de grote eer ten beurt. De prijzenregen schept torenhoge verwachtingen, die pas vanaf de tweede van de vier afleveringen worden ingelost. Het vorige project van Dumont, vooral bekend van La Vie de Jésus en L'Humanité, was de loodzware kunstenaarsbiopic Camille Claudel 1915 met Juliette Binoche in de hoofdrol. Het is een verademing dat de cineast ook excelleert in lichtvoetiger werk. Belangrijker nog dan de missie die Van der Weyden voelt om de misdadiger, die een seriemoordenaar blijkt, achter de tralies te krijgen zijn de onderlinge verhoudingen in het dorpje. Te beginnen met de titelfiguur, een irritant schoffie met een gehoorapparaat en een vriendinnetje, die met zijn rotzooitrapperij het politieonderzoek behoorlijk frustreert. Wie het gedaan heeft en waarom gaat er steeds minder toe doen.
Ptit Quinquin, waarvan de titel een verre verwijzing naar een oud lied uit de streek Picardië is, moet het hebben van absurde voorvallen en half-autistische personages die een volstrekt verkeerd gevoel hebben voor hoe het hoort. Er wordt gekeet tijdens de uitvaartdienst van het eerste slachtoffer. Een plaatselijk zangeresje doet haar best op tv te komen en brengt op de meest vreemde plekken met hijgerige overslaande stem haar valse song ten gehore. Ze wordt hierbij bewonderd én bespot. De zwakzinnige oom van Quinquin verschijnt ten tonele en heeft een wel heel vreemde uitwerking. Tussen Quinquin en Eve ontstaat een voorzichtige kalverliefde, maar het tweetal maakt ook ruzie met een immigrantenjongen uit het dorp. Dumont is een meester in het neerzetten van onbestemde sferen en bevreemdende situaties.
In tegenstelling tot een surrealistische misdaadserie als Twin Peaks, waarin de intermenselijke verbanden eveneens de misdaad overstemden, blijft het in Dumonts wereld ondanks alle curiositeiten onconventioneel aards. De beeldvoering is droog en sober. De inwoners van het dorp zijn lachwekkend en levensecht tegelijk. Van der Weyden komt in een vreemde wereld terecht, maar is zelf al net zo malloot als het lijstje verdachten dat hij moet afwerken. Met lange shots wordt de kijker gedwongen nauwkeurig te kijken wat er precies aan de hand is, al valt het nog maar te bezien of we daar ooit achter gaan komen. Soms gebeurt er ogenschijnlijk weinig, maar komt er met een nieuwe moord weer tempo in het verhaal. Onthullingen, zoals de vele scheve schaatsen die worden gereden, worden met weinig emotie en apathisch naar voren gebracht. Ptit Quinquin zal vanwege het trage tempo niet iedereen kunnen bekoren.
Fans van mysterieuze crimeseries zullen moeten wennen aan de toonzetting van Dumont en de ongebruikelijke accenten die hij legt. Toch is het 'binge-watchen' in een bioscoop een haast hallucinerende ervaring. Deze wereld is zo anders en verbijsterend dat hij zomaar kan bestaan. In een anoniem gat in het noorden van Frankrijk in een parallel universum, dat wel.