Rondom het conflict tussen Israël en Palestina zijn in het verleden al enkele sterke films verschenen, met misschien wel als grootste uitschieter Hany Abu-Assads Paradise Now, een menselijk drama waarin twee Palestijnse mannen zich voorbereiden op een zelfmoordaanslag. Het leverde de Nederlands-Palestijnse regisseur in 2006 een Oscarnominatie op in de categorie Buitenlandstalige Film. Zijn collega Eran Riklis gooit het met Dancing Arabs over een andere boeg. In dit begin jaren negentig gesitueerde coming-of-agedrama zien we de Palestijnse tiener Eyad worstelen met zijn identiteit op een prestigieuze Joodse kostschool. Hoewel het bloedvergieten hier op de achtergrond blijft, is al snel duidelijk dat de wrijving tussen de twee bevolkingsgroepen allerminst verdwenen is.
In de proloog worden deze conflicten nog op een luchtige en geestige wijze aangekaart. Via een uitwisselingsproject om saamhorigheid tussen de Joodse en Palestijnse kinderen te bevorderen, krijgen alle kinderen van een Palestijnse basisschoolklas een Joodse scholier op bezoek. Hoewel de jongens het prima met elkaar kunnen vinden, maakt de wat naïeve Eyad de fout door zijn brave vader aan zijn Joodse vriendje te omschrijven als een terrorist. Met als gevolg dat het doodsbange jongetje aan tafel geen hap meer door zijn keel krijgt wanneer hij de vader des huizes met een vleesmes ziet zwaaien.
Wanneer Eyad in de puberteit is aanbeland en de kans krijgt om zijn opleiding te vervolgen bij een prestigieuze en overwegend Joodse kostschool, is hij plots degene die zich niet op zijn gemak voelt. Gelukkig is niet iedereen even bevooroordeeld en vindt hij al snel aansluiting bij zijn knappe medestudente Naomi en de aan ALS lijdende rebel Jonathan. Vooral de interactie met laatstgenoemde levert leuke scènes op. In een jongenskamer vol met posters van punk- en newwavebands als The Sex Pistols en Joy Division steken de twee naar hartenlust de draak met elkaars afkomst.
Het prettige aan het script van Sayed Kashua is dat ondanks het gegeven dat alle gebeurtenissen door de ogen van een Palestijnse jongen worden gevolgd, de kijker nergens gedwongen wordt om een kant te kiezen. Hoewel nergens overdreven met de vinger wordt gewezen, wordt naarmate het verhaal vordert steeds duidelijker dat Eyad een stuk harder zal moeten vechten voor dezelfde kansen als zijn leeftijdsgenoten. Iets wat Riskin halverwege de film helaas iets te krampachtig probeert te onderstrepen met een flink politiek gekleurd optreden van een Palestijnse band. Via de ondertiteling komt de boodschap van de songteksten niet helemaal over, maar gelukkig wordt dit even later nog gecompenseerd wanneer de introverte hoofdpersoon zich in het klaslokaal eindelijk eens uitspreekt over de heersende vooroordelen.
Buiten de voor Israël typerende geschillen in het land komen vooral universele themas uit het coming-of-agegenre aan bod. Vrijheid tegenover het naleven van de verwachtingen van ouders, vriendschappen en liefde, en bovenal de zoektocht naar een eigen identiteit. Enigszins jammer is het dat Riskin zijn pijlen in de slotakte vooral richt op drama en de film stopt op het moment dat je je afvraagt hoe het nu met Eyad verder zal gaan. Dat ietwat onbevredigende einde buiten beschouwing gelaten mag de Israëlische regisseur spreken van een geslaagd resultaat, dat dankzij het sterke spel van zijn hoofdrolspeler blijft boeien.