Nadat hij in 2013 het summum van queercamp had bereikt met Los Amantes Pasajeros is het werk van Pedro Almodóvar het afgelopen decennium wat serieuzer geworden: gewichtigere onderwerpen, volwassenere vertellingen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, zo blijkt wel uit The Room Next Door. Dat Almodóvar voor dit euthanasiedrama regelmatig terugvalt op zijn vertrouwde regiekeuzes komt het onderwerp zelden ten goede.
The Room Next Door is Almodóvars eerste volwaardige speelfilm in het Engels (de half uur durende Engelstalige films The Human Voice en Strange Way of Life even buiten beschouwing gelaten). Rijkelijk laat voor een cineast die al zo'n vijftig jaar actief is en wat betreft internationaal aanzien niets te klagen heeft. The Room Next Door wekt de indruk dat dit misschien te maken heeft met een taalbarrière. Want hoewel de Spaanse cineast zich in interviews best verstaanbaar kan maken in het Engels, krijgen zijn hoofdpersonen het in de openingsfase nauwelijks voor elkaar een geloofwaardig klinkend gesprek te voeren.
Aan de acteurs zou dat niet mogen liggen. Julianne Moore en Tilda Swinton hebben zich door de jaren heen keer op keer bewezen, in zowel Oscarwinnende drama's als publieksvriendelijke blockbusters, maar wanneer hun personages Ingrid en Martha elkaar na jaren weer ontmoeten omdat laatstgenoemde terminaal ziek is, klinkt het alsof zij beiden een ingestudeerd tekstje voordragen. Een tekstje dat taalkundig weliswaar klopt - Almodóvar heeft zijn script ongetwijfeld laten nakijken - maar waar nauwelijks menselijkheid uit klinkt. En dat is mogelijk te herleiden naar de acteursregie. Een regisseur dient immers te instrueren hoe teksten moeten worden gebracht.
Moore en Swinton moeten het helaas ook doen met behoorlijk breedsprakerige teksten. In hun vele dialogen wordt niet zozeer gesproken, maar vooral verkondigd. De dingen die ze tegen elkaar zeggen verwacht je eerder in een voice-over. Het ongemak van de naderende dood en de jaren zonder contact zou voor enig ongemak moeten zorgen, maar in plaats van te zoeken naar de juiste woorden hebben beide dames altijd een mooie volzin paraat. En anders valt er nog wel een stukje James Joyce te citeren.
Je zou dit wellicht kunnen toeschrijven aan de professionele achtergrond van deze vrouwen: Ingrid schrijft romans, Martha was jarenlang oorlogsverslaggever. Maar schrijvers hebben echt niet altijd een mooie uitspraak beschikbaar; het vinden van een goed geformuleerde zin is nou juist hun ambacht. Er is ook weinig subtiliteit in hoe die teksten de scènes laten ontvouwen. Nooit wordt de kijker uitgedaagd om aan de hand van de dialogen bij elkaar te puzzelen wat voor (gezamenlijk) verleden deze vrouwen precies hebben; dat wordt altijd direct uitgelegd, zonder interesse aanloop of omweg.
Hoe het werk als oorlogsverslaggever het leven van de stervende Martha heeft getekend wordt een beetje verkend, maar niet voldoende. Helaas voor Almodóvar hebben Civil War en Lee eerder dit jaar al het nodige gras voor zijn voeten weggemaaid, maar juist een persoonlijk drama waarin wordt teruggekeken op een ongebruikelijk leven hoort op dit vlak veel meer de diepte in te gaan. Het blijft bij één obligate flashback naar de Irakoorlog, die niet bepaald geloofwaardig oogt, waarin Martha vooral opmerkt dat het er "heel gevaarlijk" is.
Ook de beeldvoering is vrij onhandig; haast alles wordt gefilmd in (medium) close-ups. Zelfs wanneer Moore en Swinton tegelijk in beeld komen, gebeurt dat van onnodig dichtbij en meestal frontaal. Het doet toneelmatig aan, alsof de actrices richting de vierde wand acteren. Dergelijke regiekeuzes werken prima in veel van Almodóvars films die niet verwachten dat je ze honderd procent serieus neemt, maar hier maken ze eerder een klungelige indruk.
De ongeïnspireerde montage helpt niet mee. Bij een simpel tweegesprek zien we altijd degene die aan het woord is. Zodra iemand in beeld komt, weet je dat diegene binnen een seconde iets gaat zeggen. Zelfs op een zeldzaam moment van menselijkheid, waarop een van de twee vrouwen een koelkast niet open krijgt, is er meteen een knip naar de ander die vraagt: "Zal ik helpen?" Dit moment zou zoveel sterker zijn als we dit personage enkele seconden hopeloos zagen klooien, terwijl de bron van de irritante behulpzaamheid buiten beeld was gebleven.
Ergens is het fijn dat Almodóvar het onderwerp van een zelfverkozen einde eens niet gepaard laat gaan van een enorme zwaarmoedigheid. Voor wie daar behoefte aan heeft, is er bijna iedere maand wel een nieuwe arthousefilm te vinden. Maar er zou nog steeds een goede balans mogelijk moeten zijn tussen het vermakelijke en het serieuze, tussen de tragiek van de dood en de viering van het leven. Dat vereist enige mate van tact die Almodóvar maar niet lijkt te kunnen vinden: tijdens veel (dialoog)scènes klinkt steevast een frivool muziekje, terwijl de naderende dood wel wat stilte verdient.
De film wordt halverwege ineens stuk beter wanneer de twee vriendinnen samen een vakantiewoning betrekken, waar Martha haar laatste adem zal uitblazen. Een beproefd gegeven (Laatste Ronde deed eerder dit jaar ook zoiets en was daarin niet bepaald de eerste), maar in dit deel lopen de scènes direct vele malen beter: spontanere dialogen, creatievere shots, minder stijve vertolkingen. Er is zelfs een zekere mate van spanning: staat de deur van Martha's slaapkamer open of dicht? Want dat tekent het verschil tussen leven en dood.
Er lijkt in deze late fase zelfs enig venijn in het verhaal te sluipen. Martha's dood zal namelijk plaatsvinden dankzij een illegaal verkregen euthanasiepil. Dat maakt van Ingrid een medeplichtige aan haar dood, waarmee haar daad van medemenselijkheid wellicht een juridisch staartje krijgt. Maar zoals ze eerder al opmerkte: zulke goede vriendinnen zijn ze nou ook weer niet. Is Martha's zelfverkozen einde het Ingrid waard om een gevangenisstraf voor te riskeren?
Daarmee weet The Room Next Door op de valreep nog wat interessante aspecten te verkennen in scènes die soms best doeltreffend blijken. Maar uiteindelijk is deze slotfase alweer voorbij voordat hij de film kan redden, waarna de gedachte blijft hangen dat Almodóvar in de eerste helft een hoop kostbare tijd heeft verspild. Misschien had deze film gewoon moeten beginnen met het begin van het einde?