Woodwalkers is een populaire kinderboekenserie van de Duitse auteur Katja Brandis die verhaalt over de belevenissen van Jay en andere 'walkers', vormveranderaars die kunnen wisselen tussen hun menselijke en dierlijke gedaante. Jay groeit op als poema in de Rocky Mountains, maar wanneer zijn kattenvader hem dwingt een keuze te maken, kiest hij voor een mensengezin. Omdat Jay natuurlijk wel een aparte blijft, wordt hij gescout door kostschool Clearwater High, een instituut voor woodwalkers dat midden in de natuur ligt. Een van de grootste sponsors van de school heeft zelfs een speciale reden om Jay in het programma op te nemen.
De introductie en de start van het schooljaar volgen de platgetreden paden van het cliché van de profetische jongen die naar een bovennatuurlijke kostschool gaat. Wat dat betreft maakt het niet uit of je Harry, Percy of Jay heet. De eerste les verloopt natuurlijk niet vlekkeloos, maar al snel ontdekt iedereen dat Jay bijzonder is. De poemawalker krijgt een bijdehand maatje, maakt ruzie met een groep pestkoppen en wordt verliefd. Vrijwel alles in Woodwalkers is na het eerste kwartier in te vullen, in ieder geval door de ouders die hun koters begeleiden.
Voor kinderen in de leeftijdsgroep van Jay en zijn medewoodwalkers (jonge tieners) maakt de clichématigheid en voorspelbaarheid waarschijnlijk niet zoveel uit. Elke generatie verdient zijn eigen filmreeks over jeugdigen met magische krachten die zich op de drempel van adolescentie bevinden. Of Woodwalkers die rol kan vervullen, valt echter te bezien. Daar voelt de productie eigenlijk te goedkoop en kleinschalig voor.
Dit heeft ook te maken met de rare setting. De film zou zich moeten afspelen in de Rocky Mountains met Amerikaanse personages, maar het eindproduct voelt in alle opzichten Europees. De opnamelocaties lagen in het zuiden van Duitsland en de onbekende, weinig charismatische hoofdrolspelers missen de bravoure van de kids in 'echte' highschoolfilms.
In Amerikaanse producties worden rollen van jonge tieners meestal gespeeld door bijna twintigers. Hoewel dat soms wat onnatuurlijk overkomt, biedt het wel de mogelijkheid om uit een talentenpool te casten die meer ervaring heeft voor de camera. Emile Chérif zet simpelweg geen aansprekende hoofdpersoon neer. De andere personages, die vaak met één karaktereigenschap te typeren zijn (gebaseerd op het dier waarin ze kunnen veranderen), zijn evenmin memorabel. Alleen Lili Falk is vermakelijk als een lekker brutaal eekhoorntje.
De doelgroep zal waarschijnlijk maling hebben aan het acteervermogen van de spelers zolang er maar een meeslepend verhaal wordt verteld. Woodwalkers slaagt daar deels in. De Harry Potter-achtige kostschoolverwikkelingen daargelaten, heeft dit eerste deel van een beoogd drieluik best een aardig, eigentijds narratief. Een deel van de woodwalkers is de vervuiling en verwoesting van de natuur namelijk zat en gaat de strijd met de mens aan door aanslagen op vliegtuigen en energiecentrales te plegen. Jay moet een kant kiezen, wat leidt tot een redelijk interessante plotontwikkeling en climax.
Daarnaast worden de lijntjes voor de toekomstige delen uitgezet. Nogmaals, volwassen kijkers zullen vrijwel alles wat volgt kunnen voorspellen, maar voor hen is deze filmserie dan ook niet gemaakt. Zoals vaak bij verhalen waarin de (boven)natuurlijke transformaties je om de oren vliegen, is de logica van de wonderlijke wereld soms ver te zoeken. Een jongen die in een bizon verandert, wordt naar een kleedhokje gestuurd, omdat hij als een Hulk uit zijn kleren is gebarsten. Maar wat gebeurt er al die andere keren dat de woodwalkers hun kleren kwijtraken?
Bij de eerste ontmoeting van Jay met het eekhoornmeisje vraagt ze hem om zich even om te draaien, zodat ze de kleding kan aandoen die netjes opgevouwen voor haar klaar ligt. Dit is best omslachtig als je telkens lessen hebt waarin je als je dierlijke alter ego moet optreden. Steeds maar weer die kleren opvouwen en op de juiste plaats achterlaten. Of hebben ze daar personeel voor? Ach, niet te veel over nadenken.
Hetzelfde geldt voor de ongemakkelijke situatie dat sommige woodwalkers in dierlijke vorm de prooi zijn van anderen. De film kaart het zelf aan, maar lost dit probleem niet op een logische manier op. Jay vangt als poema op een gegeven moment een 'gewoon' hert, maar hij zou nooit een medewoodwalker opeten. Waarom eigenlijk niet? Het zou tot een minder kindvriendelijke, maar waarschijnlijk vermakelijkere film hebben geleid.