Na te hebben gewerkt aan een grote videogameverfilming had Eli Roth behoefte aan een kleinschalig horrorproject om even zijn eigen ei kwijt te kunnen. De regisseur keerde zelfs niet terug voor scènes die opnieuw moesten worden gefilmd. Dat mocht collega Tim Miller (Deadpool) opknappen. Roths andere film, het uiterst plezierige en alom redelijk geprezen Thanksgiving, kwam zelfs eerder uit. Maar nu is er eindelijk ook die game die een film wil worden: Borderlands.
Betekent het altijd iets als een regisseur zegt: "Mij nie bellen!"? Dat is lastig te zeggen, zeker wanneer hij niet actief heeft geprobeerd om zijn naam van zijn film af te krijgen. Maar het getuigt wel van een gebrek aan passie, wat bij Roth niet bepaald gebruikelijk is. Roth kun je van alles verwijten, maar toch zeker niet dat hij een hekel heeft aan zijn werk. En toch, laat dat nou net zijn wat Borderlands enigszins vertoont: plezier.
Eerst even het verhaal. Premiejager Lilith is ingehuurd door Atlas, de grootste industriële klootzak van het universum, om zijn dochter Tiny Tina op te sporen. Daarvoor komt ze terecht op de vuilnisplaneet Pandora, waar elk stuk onverlaat naar afdaalt om er een kluis om te sporen waar een oud geheim in zit. Zij is daar als enige niet in geïnteresseerd, maar zodra die vermiste dochter is gevonden, gebeurt het onvermijdelijke: in het gezelschap van geweldenaar Krieg en ex-beveiligingscommando Roland moet ze mee op jacht naar die mystieke kluis.
Borderlands heeft een zalig lage drempel van lolligheid, dus laten we vooral niet doen alsof we hier een formalistisch Russisch meesterwerk beoordelen. De felle kleuren spatten van het scherm; in een lekker graffitikunstachtige vormgeving, met veel bewegende onderdeeltjes en schreeuwerige personages, dreigt alles en iedereen continu te ontploffen. De boel beweegt zich ook lekker voort, waardoor het ondenkbaar is dat de film niet een schare fans zal aanspreken.
Het lastige aan de overkoepelende stijl - en dat is meer te herleiden naar de game dan naar de filmmakers - is dat die wel heel overduidelijk uit één pen komt. Voor- en tegenstanders lijken daardoor meer op elkaar dan nodig, ook al wordt er tussentijds nogal eens van kant gewisseld. Dat is jammer, want verder werkt Roths plezier best aanstekelijk. Althans, voor iets wat vooral een adolescente versie is van een lekker gekke bedoening.
Roths hand voel je misschien nog het sterkst in de casting, aangezien hij al eerder samenwerkte met hoofdrolspeelster Cate Blanchett, opmerkelijk om haar hierin te zien, en robotsteminspreker Jack Black. En je voelt zijn fascinatie voor het ondergewaardeerde Showgirls wanneer Gina Gershon, ook te zien in Thanksgiving, opdraaft als nachtclubeigenaar. Maar voor de rest wordt Roths invloed overstemd door het bronmateriaal, dat maar niet zo heerlijk verdorven wil worden als de persoonlijke smaak van de filmmaker.
In een film met een Tiny Tina, een Claptrap en een Krieg, is het een bijzondere verdienste dat Kevin Hart het mínst irritante personage speelt. Hij is zelfs behoorlijk verdienstelijk als Roland. Maar de interessantste acteerkeuze openbaart zich bij Tannis, het personage van Jamie Lee Curtis. Zij speelt de kluisdeskundige alsof die autistisch is. Misschien iets explicieter uitgelegd dan nodig, maar niet storend letterlijk. En dat is op zijn minst een bijzonderheid in een bubbelig stukje popcultuur.
Wellicht klinkt Borderlands nu als een titel die je niet heel hard hoeft op te zoeken, maar net zo min keihard moet vermijden. En dat klopt. Wat de film uiteindelijk toch nekt, is de ongelukkige montage. Actiescènes zijn kapotgeknipt tot een overprikkelende warboel, wat je van Roth noch Miller zou verwachten. Ook bij veel grappen kun je aanvoelen dat ze hadden gewerkt als ze meer konden ademen. En dat in een omgeving die per definitie heel computerig aanvoelt. Het helpt allemaal niet om je het gevoel te ontnemen dat je eerder naar een videogame kijkt dan naar een film.