Je moet het Jandino Asporaat nageven. Terwijl zijn films met veel gemak in het hoekje van veel te plat vermaak worden geschoven, trekt hij niet alleen volle zalen, maar heeft hij ook een abonnement op de publiekprijs bij de Gouden Kalveren. En ongeveer om de film weet hij toch maar weer een positieve recensie van FilmTotaal binnen te slepen. Met Bon Bini: Bangkok Nights omarmt hij tot nu toe het beste wat hij is en wat hij kan. Ja, er valt nog wat te groeien. Maar voor nu: dikke voldoende.
Als er al behoefte is aan consistentie in het Bon Bini Cinematic Universe, dan zal die betrekkelijk zijn. Judeska runt nu de tent in fictief fastfoodrestaurant F.C. Kip, terwijl neefje Robertico de franchise probeert uit te breiden in Ghana. Maar het geld dat daarvoor nodig is, komt niet zomaar. Wanneer Judeska een lening probeert te verkrijgen, wordt ze de bank uitgelachen. En zodra de betalingsdeadline nadert, grijpt ze naar wanhopige middelen: een dubieuze lening bij de malafide Lo-Pei. En ja, uiteraard belazert hij de boel.
Na vier successen besluiten Asporaat en zijn team om eens goed uit te pakken: niet louter flauwe komedie, maar een heus wraakavontuur op locatie in de Thaise hoofdstad. Er zijn achtervolgingen, gevechtsscènes en zelfs een Mission: Impossible-achtige kraak. Er is zelfs een shot van Judeska die in Kill Bill-outfit - Game of Death-outfit voor de kenners - in slowmotion met haar medestrijders op een bazengevecht af loopt. Kortom, het is aan.
En nee, we hoeven niet te verlangen naar een uitgebreide vechtchoreografie. Jandino heeft heus niet twee jaar getraind om de nieuwe John Wick op hoge hakken te worden. Je ziet echt wel aan de beelden dat hij en Nguyen, die het Aziatische personage Ping Ping speelt, geen échte vechtkunstenaars zijn. Maar de actie is leesbaar, verdienstelijk en vooral met een hele vette knipoog. Het gaat er niet om dat wij het geloven, ze beleven vooral heel veel welverdiende lol met slecht uitziende vechtbewegingen en houterig gemep en geschop. En dat is op zijn minst aanstekelijk.
Inmiddels weten we ook: het is geen echte Bon Bini-film als er niet met foute stereotypes wordt gesmeten. Aan de ene kant wordt de draak gestoken met het racisme van de personages. En dan ook álle filmfiguren, of het om het oer-Rotterdamse mokkel Gerrie gaat of om hoofdfiguren Judeska en Ping Ping zelf. Er wordt nog vrij gebalanceerd omgegaan met de notie dat iedereen de neiging heeft om 'de ander' in een hokje te stoppen, en dat hele principe wordt belachelijk gemaakt.
Aan de andere kant maakt de film op verhaalbasis zelf gretig gebruik van schadelijke vooroordelen. Ghanezen eten louter kip, Aziaten hebben moeite met de letter R, maar kunnen allemaal vechten, Indiase mensen wiebelen ongecontroleerd met hun hoofd en alle bankiers zijn graaiers. En daar wordt het moeilijk om de verdediging te voeren dat dit alles maar een grapje is. Maar het zal, hoe afzichtelijk ook, voor een deel van het publiek ook zeker een aantrekkelijke factor zijn. En dat blijft lastig.
Maar de grootste kritiek, waarom een deel van de bioscoopgangers deze film links laat liggen, is dat Jandino Asporaat niet grappig zou zijn. En dat is in wezen niet meer dan een smaakkwestie. Zelfs als niet alle grollen je liggen, spat hier een besmettelijk enthousiasme van af. Je redt het einde van de film niet zonder minstens een paar keer gelachen te hebben. Maar vooral is het een film die probeert om eens wat anders te doen dan de vier eerdere delen, zonder zijn eigen grenzen uit het oog te verliezen. Sterker nog, die worden juist goed uitgebuit voor extra kijkplezier.