'The poor man's art collection', zo noemt Noel Gallager het verzamelen van vinyl in de documentaire Squaring the Circle (The Story of Hipgnosis). Het is een treffende typering voor de platenhoezen die ontwerpgroep Hipgnosis maakte in de jaren zeventig. Ware kunstwerkjes zijn het. Fotograaf en regisseur Anton Corbijn maakte een verzorgd eerbetoon aan Po en Storm, de oprichters van het ontwerpbureau.
Iedereen kent de albumhoes van Nevermind uit de jaren negentig van grungeband Nirvana nog wel. Met die baby onder water, grijpend naar een dollarbiljet. De baby op de foto is inmiddels volwassen, en probeerde de band een paar jaar geleden aan te klagen in verband met beeldrecht. Zonder resultaat overigens. Die onvoltooide rechtszaak laat goed zien hoe iconisch een platenhoes kan worden.
Maar kenmerkende platenhoezen werden al veel eerder gemaakt, vooral in Groot-Brittannië. Daar werd in 1968 ontwerpbureau Hipgnosis opgericht door Aubrey Powell en Storm Thorgerson. Beter bekend als Po en Storm, twee eigenwijze artistieke gasten die samen op de kunstacademie zaten. Het succes begon met een klus voor de band Pink Floyd waarvoor ze de albumhoes van A Saucerful of Secrets maakten.
Hun doorbraak kwam met een andere hoes voor Pink Floyd, die van het album Dark Side of the Moon. Het fameuze logo van een driehoekig prisma dat een lichtstraal afbuigt is nog steeds op van alles te zien, van T-shirts tot mokken. Storm vond het plaatje in een natuurkundeboek. Beter goed gejat dan slecht bedacht, was zijn adagium. Ook ver voor het internettijdperk was het auteursrecht dus niet bepaald heilig.
Squaring the Circle is als een liefdesbrief van Corbijn aan de mannen van Hipgnosis. De titel slaat uiteraard op een vierkante hoes die een elpee omsluit. Corbijn werd beroemd met zijn fotowerk en albumdesigns voor bands zoals U2 en Depeche Mode. Hij weet dus als geen ander hoe belangrijk imago's zijn voor popartiesten. Een belangrijk deel van dat imago komt voort uit de vormgeving van albumhoezen. Die geeft iets weer van de stijl van de betreffende artiest en dient als een krachtig communicatiemiddel.
Met Po en Storm ging het vele jaren fantastisch, zowel op artistiek als op zakelijk niveau. De mannen vertellen in smakelijke anekdotes over hun werk voor bekende artiesten zoals Paul McCartney, Peter Gabriel en Led Zeppelin. In bijna vijftien jaar maakten ze ongeveer tweehonderd albumcovers. En veel van die covers zijn klassiekers geworden. De in de camera starende koe, of de in brand staande, handenschuddende man in maatpak bijvoorbeeld op albumhoezen van Pink Floyd zijn ware hoogstandjes. Grafisch zo sterk, dat je ze nooit meer vergeet.
Mede daarom is de film verplichte kost voor iedereen die van muziek uit de jaren zeventig houdt. Veel bands uit die tijd komen voorbij, uiteraard ook op de heerlijke soundtrack. Ook iedereen die op grafisch gebied bezig is, kunstacademiestudenten of ontwerpers bijvoorbeeld, moet hem zien. Po en Storm deden namelijk alles met de hand. Fotoshop en digitale camera's bestonden nog niet.
Ze maakten foto's met een Hasselblad-camera, drukten ze af en kleurden ze vervolgens in of lieten ze bewerken door assistenten. Op een foto voor een album van Peter Gabriel werden waterdruppels met de hand ingekrast om een bepaalde reflectie te creëren. Iets wat je nu met een druk op de knop kunt bereiken. Voor een albumhoes van Wings vlogen ze zelfs naar de besneeuwde top van een Zwitserse berg. Het is indrukwekkend om te zien hoe toegewijd Hipgnosis was in het maken van de juiste, pakkende beelden.
Maar aan ieder succesverhaal komt een einde. In de jaren tachtig was de rek er wel een beetje uit. Po en Storm kregen onenigheid over artistieke keuzes en het vele geld dat ze verdienden liet de vriendschap niet onaangetast. Po vertelt zichtbaar aangedaan dat hij na de breuk zijn compagnon Storm, die in 2013 overleed, nooit meer heeft gesproken.
Het is een bitter einde van een spannend jongensboek. Corbijn weet er een onderhoudende film van te maken, waarin zijn bewondering voor Hipgnosis evident is. Maar omdat het onderwerp nogal een niche betreft zal het niet iedereen aanspreken. De documentaire bestaat voornamelijk uit in stemmig zwart-wit geschoten pratende hoofden die vertellen hoe iets nou precies in z'n werk ging. De vaak felgekleurde albumcovers spatten daardoor extra van het scherm. Ook zijn er korte animaties te zien. Corbijn ontkomt niet aan de genre-kenmerkende anekdotiek, maar de genoeglijke verhalen van wereldberoemde artiesten maken de film een must voor iedere popcultuurliefhebber.