De Amazone is geen plek voor watjes. Dwayne Johnson kan het weten. In Jungle Cruise speelt hij Frank, een kapitein op een oude stoomschuit, die elke dag voor toeristen excursies door de jungle organiseert. Daarbij mag Frank de mensen graag schrik aanjagen met allerlei houtje-touwtje-effecten en hen aan het lachen maken - althans, dat is de bedoeling - met een barrage aan flauwe woordgrapjes. De introductie van dit personage is op zichzelf al vrij geslaagd, maar als je weet waar de makers precies naar knipogen, is deze scène zelfs nog leuker om te zien.
Jungle Cruise is namelijk gebaseerd op een attractie in Disneyland: een boottochtje waarbij je als argeloze toerist ook zo'n wijsneuzerige acteur (met microfoon) voor je neus krijgt die waarschuwt voor allerlei apen, krokodillen, nijlpaarden en indianen met blaaspijpen. Het vormt de start van een plezierig familieavontuur. En tijdens dit avontuur is het maar moeilijk om de gedachte van je af te schudden dat je eigenlijk naar een soort Pirates of the Caribbean-film aan het kijken bent, die zich in het hart van het oerwoud afspeelt.
Dat zit hem niet zozeer in het feit dat beide films zijn gebaseerd op een pretparkattractie, maar meer in de uitvoering. Ook nu weer moet er gezocht worden naar een bron van leven - een magische boom welteverstaan - en kibbelen de held en heldin heel wat af met elkaar. Al begrijp je zelf natuurlijk ook wel dat er ondertussen een kleine romance tussen hen aan het opbloeien is.
Maar wat Jungle Cruise vooral zo sterk aan een Pirates-film doet denken, zijn de vijanden die opduiken: zombies. Het zijn dit keer alleen geen zeerovers, maar Spaanse conquistadores onder leiding van de legendarische Aguirre. Liefhebbers van het werk van de Duitse cineast Werner Herzog kennen Aguirre natuurlijk als iemand die geleidelijk zijn verstand verloor, terwijl hij op een vlot steeds verder afzakte op een rivier in de Amazone. Hier, in Jungle Cruise, krijgt de antiheld een andere, minder psychotische achtergrond mee: hij wordt vervloekt, samen met zijn manschappen. Natuurlijk zit er nog een addertje onder het junglegras, maar het zou zonde zijn die verrassing hier weg te geven.
Hoe dan ook, de drijvende kracht achter Jungle Cruise zijn de twee hoofdrolspelers: Dwayne Johnson en Emily Blunt. De door Blunt gespeelde wetenschapster doet een beetje denken aan het personage dat Rachel Weisz speelde in The Mummy: een slimme, zelfverzekerde, doortastende archeologe die niet op haar mondje is gevallen. En dat levert uiteraard weer flink wat botsingen op met Frank, die er een ander wereldbeeld op nahoudt. De chemie tussen Johnson en Blunt knettert, wat misschien ook wel te maken heeft met het simpele feit dat Johnson voor de verandering eens heel goed met zijn tegenspeelster kan opschieten.
Ook de bijrollen worden op plezierige wijze ingevuld. Edgar Ramírez speelt Aguirre, die de pech heeft dat er soms een slang door zijn wang heen komt, en Jack Whitehall mag opdraven als filmische broer van Emily Blunt. Whitehalls personage heeft bovendien nog wat voeten in de aarde, want deze gesoigneerde man is blijkbaar van de herenliefde. Dat wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar op min of meer omfloerste wijze duidelijk gemaakt ("Mijn liefdesinteresse ligt... elders"), en dat voelt toch een beetje aan als een gemiste kans. Kennelijk zijn ze bij Disney nog steeds niet op het punt aangekomen dat ze het beestje bij zijn naam durven te noemen door gewoon het woord 'homo' te gebruiken. Maar goed, dat is niet meer dan een kleine kanttekening.
Verder is Jesse Plemons lekker op dreef als prins Joachim, een schurk die graag Duitse liedjes zingt terwijl hij zijn slachtoffers onder schot houdt. De taferelen rondom hem zijn idioot, en daar zijn de makers zich gelukkig maar al te goed van bewust. Want wie komt er nou in een onderzeeër naar de Amazone toe? En dan blijkt de slechterik ook nog eens met bijen te kunnen communiceren. Dit alles bij elkaar geeft wel aan dat Jungle Cruise inzet op een hoge entertainmentwaarde. De vaart zit er bovendien lekker in. Of, om het in andere termen van de film te zeggen: het verhaal zit constant in een wilde stroomversnelling, en datzelfde geldt ook voor de montage. Die is vluchtig - meestal zelfs té gehaast - waardoor de emotionele momentjes zo nu en dan sneuvelen. Aan de andere kant: de kijker zal zich waarschijnlijk niet snel gaan vervelen gezien het hoge tempo waarin actie en humor op hem afkomen.
Al met al maakt dat Jungle Cruise tot een fijne zit. Juist in deze tijd, waarin superhelden het scherm domineren, is bijna niets zo lekker als gewoon weer eens naar een ouderwetse avonturenfilm kijken. Of er nog meer muziek in deze Amazone-expeditie zit, zal de toekomst moeten uitwijzen. Mocht dat onverhoopt toch niet het geval zijn, dan kan Disney zich voor een nieuwe franchise altijd weer beroepen op een van zijn andere pretparkattracties. Space Mountain wacht bijvoorbeeld ook nog steeds op een verfilming. Zou die zonder (ruimte)zombies kunnen?