Disney werkt hard om al zijn klassieke animatiefilms van een remake te voorzien. In dat businessmodel bestaat enige ruimte voor herbewerkingen van oudjes zoals Dumbo en Lady and the Tramp, maar de prioriteit ligt duidelijk bij de films uit de periode 1989-1999, beter bekend als de Disney Renaissance. De kinderen die daar destijds de videobanden van grijs draaiden, zijn namelijk opgegroeid tot twintigers en dertigers die maar al te graag de portemonnee trekken voor een geüpdatete versie van hun jeugdsentiment. Met Beauty and the Beast, Aladdin en The Lion King zijn de meest geliefde animatiefilms uit deze periode inmiddels onder handen genomen, maar ook uit de iets minder populaire titels verwacht men wel munt te kunnen slaan. Dat betekent dat vroeg of laat de lastige verhalen van Pocahontas en The Hunchback of Notre Dame aan de beurt komen. Tot die tijd is het makkelijk scoren met films zoals Mulan.
Vooruit, misschien is Mulan niet de allersimpelste Disney-film om te remaken, maar een beetje regisseur moet wel uit de voeten kunnen met het lekker rechtlijnige verhaal van een jonge vrouw die vermomd als man dienst neemt in het Chinese leger en het land redt van een buitenlandse invasie. En met een vleugje tact valt het voor de hand liggende verwijt van culturele toe-eigening ook wel te vermijden. Om in te spelen op de nostalgische gevoelens wordt het plot van de animatiefilm uit de jaren negentig zoveel mogelijk aangehouden, maar men blijkt zich goed genoeg bewust van de Chinese filmmarkt (die ten tijde van de animatiefilm vrijwel niet bestond) om daarvan de typische Disney-trekjes af te vijlen. Ditmaal dus geen lollige sidekick en ook geen liedjes. De nieuwe Mulan is daarmee niet zozeer het gebruikelijke Disney-sprookje, maar meer een wuxia: een historische spektakelfilm met een mild bovennatuurlijk tintje.
Die aanpak maakt Mulan best bekijkbaar. Naar verluidt was er tweehonderd miljoen dollar te besteden en dat is er op momenten zeker aan af te zien. In tegenstelling tot andere recente Disney-remakes is nu eens niet alles aan de computer overgelaten, maar zijn er zowaar uitgebreide sets gebouwd. Tel daar de prachtige kostuums en de ruige Nieuw-Zeelandse landschappen bij op en je hebt een film om door een ringetje te halen. Qua kleurgebruik doet Mulan zelfs enigszins denken aan het werk van de befaamde Zhang Yimou. En een vroege scène waarin de titelfiguur flink wordt opgetut, bedient zich van een Wes Anderson-achtige montage die opvallend goed past.
Door al dit moois krijg je haast de indruk dat Mulan zowaar een echte film is. Maar nee, helaas is dit uiteindelijk toch weer gewoon een Disney-kleurplaat waarbij niet buiten de lijntjes mag worden gekleurd. Het is niet zo erg als bij de remake van The Lion King, waarbij uiterst ongeïnspireerd talloze shots en dialogen exact waren overgenomen, maar dat abominabele niveau ontstijgen zorgt nog niet voor een meesterwerk. Want door al het werk dat is gaan zitten in de spektakelscènes, moesten de dialogen klaarblijkelijk maar even in uurtje snel worden neergekrabbeld. Iedereen spreekt in platitudes en gooit te pas en te onpas het codewoord 'chi' erin. Waarschijnlijk om de thematiek te benadrukken, maar de kijker zal dit waarschijnlijk eerder benutten voor een drinkspelletje. Dat een monotone voice-over vertelt over zaken die op basis van de beelden overduidelijk zijn, maakt het er allemaal niet beter op.
De schurk in de geanimeerde Mulan was al niet bijster boeiend en zijn opvolger van vlees en bloed is dat helaas evenmin. Geen grote terugval dus zoals bij Aladdin en The Lion King (hoe is het mogelijk om iconische schurken zoals Jafar en Scar zo saai te maken?), maar dat zorgt nog steeds voor een vrij oninteressante tegenstander. Gelukkig kan hij wel aardig vechten, dus levert dat een paar degelijke momenten op. Alleen blijkt dan ineens hoe moeilijk het is een Aziatische spektakelfilm te maken wanneer je cameravrouw en editor louter ervaring hebben met dramafilms. In de actiescènes verstaan martialarts-veteranen Gong Li en Donnie Yen uiteraard hun vak, maar in de montage gaat een hoop moois verloren. Het helpt evenmin dat onder de noemer 'dynamisch camerawerk' steeds maar weer de camera een kwartslag wordt gedraaid.
Tijdens de laatste Oscaruitreiking zei Parasite-regisseur Bong Joon-ho in een van zijn dankwoorden dat er een wereld opengaat voor eenieder die geen breekpunt maakt van ondertiteling tijdens het filmkijken. Daarmee richtte hij zich uiteraard op het overgrote deel van het Amerikaanse filmpubliek, dat huiverig is voor films zonder Engelse dialoog omdat ze dwingen tot het lezen van de ondertiteling. Daar hebben we in Nederland minder last van; vanaf de leeftijd dat je kunt lezen is het vrij normaal om films met ondertiteling te bekijken. Toch blijft er een sterke voorkeur zichtbaar voor films waarbij die ondertiteling vertaling biedt van het Engels in plaats van een taal die we niet machtig zijn. Aldus mogen Nederlandse filmkijkers zich die oproep ook enigszins aantrekken.
Mulan is een film die Bong Joon-ho's uitspraak illustreert. Het is een Amerikaans instapmodel voor een Aziatisch genre. Een karaoke-uitvoering die op momenten verrassend degelijk klinkt, maar nooit de vergelijking met het origineel kan doorstaan. Een ongetwijfeld heel aardige film voor twaalfjarigen zonder ervaring met wuxia's. Maar ben je iets ouder en wat meer ontwikkeld qua filmsmaak, dan zou je hier niet voor hoeven schikken. De Aziatische filmmarkt heeft jaarlijks tientallen van dit soort films die grootster, creatiever en meeslepender zijn. Het enige verschil is dat je daarbij de ondertiteling moet lezen. Alhoewel... aangezien haast iedereen in Mulan met een stevig accent spreekt (het nadeel van Chinese acteurs casten voor een Engelstalige film), kunnen we de noodzaak van ondertiteling eigenlijk niet eens als een echt verschil beschouwen.
Mulan[/i] is te zien bij Disney+.