Na het regisseren van wat gebruikelijkere en niet door hem geschreven producties als Sherlock Holmes en Aladdin keert Guy Ritchie, ruim twintig jaar na Lock, Stock and Two Smoking Barrels, weer terug naar waar het allemaal mee begon. Een slim en zelf geschreven, snel geschoten Britse gangsterfilm die je geen moment met rust laat en waarbij je voor een rustpunt moet wachten tot de aftiteling. Of hij wegkomt met een opzichtige 'home coming' als deze zal voor het gros van de kijkers een persoonlijke kwestie worden.
Want heeft Ritchie nou een onmiskenbare eigen stijl of is het een gebrek aan originaliteit? Sommige basale plotelementen lijken immers rechtstreeks afkomstig uit zijn vroege werk, met name uit Snatch. Zo draaien beide films om een grote deal, een grote klapper. In het geval van The Gentlemen is deze deal de verkoop van het Engelse wietimperium van de Amerikaan Micky Pearson. Verschillende belanghebbenden hebben echter verschillende belangen, waardoor de deal nooit zeker lijkt. Iedereen die winst ruikt wil er alles aan doen de neuzen dezelfde kant op te krijgen, gebroken of niet. Dat je daarbij soms met een machinegeweer bij een vuistgevecht aankomt en dat je geen omelet kunt maken zonder een eitje te breken, zorgt natuurlijk alleen maar voor spektakel.
Net als in Snatch speelt Ritchie weer met een aantal verschillende plotlagen. Essentieel is een uitgekookte tabloidjournalist en aspirant-filmmaker, gespeeld door een Hugh Grant die inmiddels in niets meer doet denken aan zijn vorige leven als romkom-ster. Hij is niet bepaald een gentleman en voor het afpersen van een drugsbaron draait hij z'n hand niet om. Hij weet immers alles wat zich afspeelt in de onderwereld en ziet hierin wellicht zelfs het script van een actiethriller. Dit script wordt dan ook in geuren en kleuren voorgedragen aan de adjudant van zijn beoogde slachtoffer, een stroeve gangster gespeeld door Charlie Hunnam. Dat dit publiek en hij het niet altijd eens zijn over het verloop van deze potentiële film moet bijdragen aan de smeuïgheid. Het neigt echter vooral naar een plotinstrument dat het de daadwerkelijke filmmaker, Guy Ritchie dus, wel heel makkelijk maakt. De vierde muur wordt bijna een schuifdeur, die te pas en te onpas opengezet kan worden.
Uiteindelijk wordt de ene vertelling echter onherroepelijk ingehaald door de andere. Iedereen blijkt er een dubbele agenda of flexibele loyaliteit op na te houden in deze kakofonie van doortraptheid en intrige. De kaarten komen in een letterlijk moordend tempo op tafel en zoals zo vaak in Ritchies oeuvre blijkt niet iedereen het hoge spel met een goede pokerface gespeeld te hebben. Onmisbaar zijn dan de gortdroge en ijskoude humor en de verrassingen die pas echt verrassend waren geweest als ze er niet waren geweest. Deze passage had net zo goed in een filmbespreking van eerder werk van deze filmmaker gepast. Wat dit zegt zal dan uiteindelijk ook voor de meesten het kantelpunt zijn.
Zie je dit als een gebrek aan originaliteit, dan wordt The Gentlemen al gauw vervelend en je nostalgisch laten terugverlangen naar Ritchies inmiddels twintig jaar oude klassiekers. Wil je de overbekende stijlkeuzes en vertelmanieren daarentegen meer zien als een essentieel onderdeel van een kenmerkende cinematografie, dan kun je je hart ophalen aan een authentiek werk van een authentieke filmmaker. Het beste is waarschijnlijk om die discussie te laten voor wat het is en gewoon te lachen en te genieten van een politiek bijzonder incorrecte Colin Farrell, door cafés vliegende kogels en onzinnige achtervolgingen. En van een ongekend maar heerlijk viezige Hugh Grant, die net een keertje te veel een woord met een c laat beginnen.