Er zijn van die verhalen die in zichzelf al zo Hollywood zijn, dat niemand het gelooft wanneer Hollywood ze waarheidsgetrouw verfilmt. De ontstaansgeschiedenis van de Ford GT40 is er zo eentje. Een haast kinderachtige ruzie tussen twee autofabrikanten wordt uiteindelijk uitgevochten op het asfalt van Le Mans. De prijs blijkt hoog: vele miljoenen verdwijnen er in een wedstrijdje tussen twee grijze mannen die hun naam op auto's en fabrieken hebben staan, maar willen bewijzen dat ze de grootste hebben. Of in dit geval: de snelste.
Het is een david-en-goliathverhaal. Het grote Ford, dat per uur meer auto's van de band liet rollen dan Ferrari in een jaar, was vooral het toonbeeld van degelijkheid. Ferrari daarentegen was sportief, sexy, exclusief. En blut. Toen een overname die beide fabrikanten verder had moeten helpen, uiteindelijk op niets uitliep, werd het persoonlijk. De grote Amerikaanse magnaat Henry Ford II moest en zou met een sleutel zijn naam schrijven in de trotse rode lak van Enzo's Ferrari. De beste plek daarvoor was op Le Mans, het meest prestigieuze motorsportevenement op de kalender dat bovendien al jaren werd gedomineerd door Ferrari.
James Mangold bleek met dit verhaal nog maar één kant op te kunnen: nog meer Hollywood. Neem de keuze voor twee absolute zwaargewichten in Matt Damon en Christian Bale. De rollen die zij vertolken, de blauweboord-autobouwer Carroll Shelby en de rebelse Britse coureur Ken Miles, zijn tot voorbij de werkelijkheid opgepompt. Hetzelfde geldt voor de oer-Amerikaanse bluf waarmee de twee het opnemen tegen de grote en ongenaakbare Henry Ford. Het tekent Mangolds eenrichtingsverkeer. Zelfs de originele filmtitel, die voor de Europese markt niet geschikt bevonden werd, is nog Amerikaanser dan een appeltaart van McDonald's: Ford v Ferrari.
Het gedeelte van de film waar beide titels aan ontleend zijn, is echter ook waar de film enigszins uit de bocht vliegt. Na anderhalf uur inleidende beschietingen van Ford tegen Shelby, Shelby tegen Miles, Ford tegen Miles of Miles tegen zichzelf, zijn we uiteindelijk op het legendarische asfalt van Le Mans in 1966. Ford tegen Ferrari. De vlag valt en de coureurs sprinten naar hun bolides. Wie hier had gehoopt op een overtuigend spektakel zoals in de formule 1-film Rush komt echter bedrogen uit. De actie is tam en voorspelbaar en de wedstrijdbeelden hebben de geloofwaardigheid van een voetbalwedstrijd uit komedieklassieker All Stars.
Tijdens dit drie kwartier durende raceverslag begint het publiek zich te herkennen in de murwgebeukte coureurs die zich een etmaal lang overleveren aan de legendarische uitputtingsslag in de Franse heuvels. De film is op dat punt namelijk al ruim twee uur lang in- en inHollywood, waardoor de uitslag van de race zich laat raden. Voor eventuele spanningsopbouw duurt het dan ook veel te lang. Als de geblokte vlag uiteindelijk gezwaaid is boven het circuit, blijkt het verhaal, zowel in het echt als op het witte doek, nog wel een prachtige epiloog in huis te hebben. En welke auto er ook als eerste over de streep komt en welke coureur er ook op de hoogste trede eindigt, uiteindelijk is het toch weer Hollywood dat wint.