Collega's blijven zich erover verbazen: de onvermoeide drift en ambitie van cabaretier Freek de Jonge. Hij kan zijn ogen maar niet van het toneel afhouden. Nu nog steeds: een fontein van grappen, verhalen, spinsels en wat nog niet meer. Op de planken staan is pure noodzaak: "op toneel ben ik vrij", bekent De Jonge. En daar, onder de warme spotlichten en voor een volle zaal ontstaat steeds weer die aanstekelijke mix van lichaam, geest, maar ook ego, zo beaamt de cabaretier. De Jonge wil alsmaar doorgaan. Optreden! Optreden! Optreden! Maar voor wie en waarom zoveel? En ook niet onbelangrijk: voor hoe lang nog?
Die laatste vraag wordt al direct opgeworpen wanneer de documentaire opent met een sterk stukje slapstick: een klungelige lijkschouwer (gespeeld door komiek Henry van Loon) duwt op onhandige wijze een brancard voort met daarop een lijk. Duwtje hier, tikje daar en uiteindelijk krijgt hij het lijk waar hij het hebben wil. Wie onder dat laken ligt? We raden het al. Maar De Jonge houdt zich verre van doodstil.
Freek heet niet voor niets 'Freek' en niet 'Freek de Jonge'. Onder regie van Dennis Alink (slim, vlot en soms zelfs brutaal) maken we openhartig kennis met De Jonge en zijn intimi: vrienden, collega's en partner Hella ("maar niet mijn kinderen, dat hadden we niet afgesproken!"). We zien flarden Freek de Jonge: lollig, eerlijk en serieus. Vooral de momenten met Hella zijn mooi en veelzeggend. Niet alleen omdat de twee onafscheidelijk zijn (ze doen alles samen), maar ook omdat ze elkaar op scherp zetten. Soms hard tegen hard.
Dat De Jonge voor weinig terugdeinst heeft hij altijd al laten zien en horen: op toneel, in talkshows, in Neerlands Hoop en laatst nog: toen hij tijdens het Boekenbal vanuit de zaal in de rede viel. De Jonge praat als hij iets te zeggen heeft. Het allerliefst in theatervorm. In een paar fraaie zwart-witscènes zien we De Jonge alleen op toneel, zonder zichtbaar publiek en bijgestaan door een enorme schijnwerper die hem volgt. Daar vertelt hij over leed en liefde, als een soort biecht tegen zichzelf. Het theater als zijn kerk. Daar op de planken beoefent hij afgezonderd zijn religie.
Want De Jonge gelooft onbeschaamd in 'zijn' verhaal. In het verhaal dat volgens hem nog lang niet af is en vandaag de dag nog wordt aangevuld. Allereerst voor zichzelf en wie daar nog meer interesse in heeft, die luistert maar mee. Zolang De Jonge op het podium staat, blijft hij leven. Of misschien wel beter: dan blijft hij ín leven.