De beste en/of populairste schrijvers komen uit de praktijk. Dit verklaart wellicht waarom de boeken van oud-politierechercheur Appie Baantje zo geliefd zijn bij het lezerspubliek. De naam Baantjer is een begrip geworden en dat gaat ook op voor de op zijn boeken gebaseerde televisieserie die van 1995 tot en met 2006 te zien was. Baantjers boeken over rechercheur De Cock en zijn rechterhand Vledder verliepen altijd volgens een vast stramien en eindigden steevast in een aha-moment waardoor de fictieve rechercheur de moord kon oplossen.
Overigens is geen enkele aflevering van de tv-serie daadwerkelijk een directe vertaling van een boek van Baantjer geweest. Van de prettige oubolligheid van de serie is geen spoor te bekennen in de 'prequel' Baantjer het Begin naar regie van Arne Toonen. De ruwe politiefilm, die zich afspeelt in de vroege jaren tachtig in de week voordat Beatrix de troon bestijgt, toont ons een jonge ambitieuze Jurre de Cock die vanaf het brave Urk is afgereisd om zich het harde politievak aan de Amsterdamse Warmoesstraat aan te leren.
Ruw en realistisch zijn de kernwoorden in Toonens aanpak. Dat begint al met de humor, want er zijn natuurlijk genoeg grove doch flauwe grappen te verzinnen met de naam van de rechercheur. De Cock valt gelijk met de neus in de boter als bij met zijn nieuwe hardhandige collega Tonnie Montijn op een lijk in de gracht van de Wallen stuit. De als punker uitgedoste dooie lijkt een link te hebben met de krakersbeweging die in de jaren tachtig onze hoofdstad opschudde. Eigenlijk is er geen tijd voor het oplossen van een moord of het onderzoeken van een link met de drugswereld. De troonswisseling en het verijdelen van aanslagen eisen alle aandacht van het corps op.
Baantjer was een idee van Römers zoon Peter en kleinzoon Thijs. De eerste heeft zich de taak gesteld om zich te ontfermen over de nalatenschap van Appie Baantjer door zelf boeken over De Cock te gaan schrijven. Met de toch wat brave en gedateerde televisieserie heeft deze eerste bioscoopfilm nog weinig van doen. De Römers situeerden hun verhaal in het Amsterdam van krakersrellen, hoge woningnood, criminaliteit, drugsverslaving en natuurlijk de op handen zijnde troonsopvolging die ook niet bij de gehele bevolking lekker lag.
Toonen heeft hier het sausje van een moderne, wervelende regie overheen gegoten, waarbij hij aansluit bij de ruwe Amerikaanse politiefilms en -series uit de jaren zeventig en tachtig. Soms schieten de schrijvers te veel door met hun vet aangezette Amsterdamse accenten en hun vele personages waarbij werkelijk niets eerlijks of rechtschapen te ontdekken valt. Dit alles heeft tot gevolg dat De Cock in de vertolking van Waldemar Torenstra een grote braverik met een nog groter gevoel voor rechtvaardigheid is. Een brave borst die nooit vloekt, meehelpt met de afwas, met twee woorden spreekt en zich wonderwel weet te handhaven op het meest chaotische politiebureau van Nederland.
Toch is het een knappe prestatie dat de makers de nagedachtenis van de tv-serie hebben weten te respecteren zonder er afbreuk aan te doen of de fans voor het hoofd te stoten. Het lijkt wel alsof de twee Baantjes zich in parallelle universums bevinden. Dit is gewoon een lekkere Nederlandse politiefilm, met een iets te theatrale en flauwe ontknoping, maar met voldoende ruwheid en zwarte humor om een breed bioscooppubliek te kunnen vermaken.
De inbedding in de realiteit zorgt voor spectaculaire scènes met bezettingen op de Rapenhorst en een zwaarbewaakte Nieuwe Kerk, zonder dat het een saaie geschiedenisles wordt. De onvolprezen Ryanne van Dorst zorgt voor de komische noot in een hilarische bijrol als schouwarts. Een nieuwe televisieserie die op deze film voortborduurt is overigens in de maak.