Het werk van Mike Newell is veelzijdig en breed. De Brit maakte furore met Four Weddings and a Funeral, maar stond ook aan het roer van de vierde Harry Potter. Newell filmde maffiabiografie Donnie Brasco, maar ging tevens op de commerciële toer met Prince of Persia. Een man van veel talenten dus, maar dan moet hij zich wel aan de juiste projecten wagen.
Newells drama's zijn oerdegelijk en getuigen van goede acteursregie. Dit geldt zeker voor zijn boekverfilmingen. Maar de filmmaker heeft ook de neiging om door te slaan in het sentimentele. Dit is zeker het geval bij zijn verfilming van The Guernsey Literary and Potato Peel Pie Society, naar een familiewerkje van Mary Ann Shaffer en diens nichtje Annie Barrows.
Zo lang en lastig als de titel bekt, zo traag als stroop die door een trechter sijpelt wordt het verhaal verteld van een naoorlogse schrijfster die helemaal in de ban raakt van een literair clubje op het Kanaaleiland Guernsey. In de oorlog was het eiland bezet door de Duitsers, zo leren we in de proloog. Het leesclubje werd bij een avondklokcontrole ter plekke bedacht als dekmantel en stond bekend om de niet te vreten taart van aardappelschillen.
Als de Tweede Wereldoorlog eenmaal achter de rug is bestaat het literaire gezelschap nog steeds. De Londense schrijfster Juliet Ashton krijgt door een briefwisseling lucht van de lezersbijeenkomsten. Ze reist af naar Guernsey, weg van haar Amerikaanse verloofde en sluit de eilanders in haar hart.
Newell werkt haast plichtmatig de checklijst van een feelgooddrama af, zoals alleen de Britten dit kunnen. Na de oorlog kan het volk wel wat troost gebruiken. Binnen de leesclub gaan de debatten er vurig aan toe. Ashton is de buitenstaander die er een slaatje uit hoopt te slaan omdat ze een artikel voor de Times wil schrijven over de lezers op Guernsey. En dan is er nog de varkensboer, gespeeld door 'onze eigen' Michiel Huisman die zich heeft ontfermd over een jong meisje, omdat haar moeder met een Duitser is gevlucht.
The Guernsey etc. zit best behoorlijk in elkaar en nodigt tevens uit tot doorkijken. Een mysterie dat langzaam maar zeker ontrafeld wordt, een verliefdheid die in de lucht hangt en het prettige contrast tussen een kleine dorpsgemeenschap en een grootstedeling. Het zijn geijkte ingrediënten die goed met elkaar in balans zijn. Hemelschokkend is het allemaal niet, noch hemeltergend.
Zien we hier een filmmaker aan het werk die ingekakt is of plichtsgetrouw een boekverfilming in elkaar heeft gedraaid? Newells inspanningen doen wel wat denken aan het recente werk van Zweed Lasse Hallström, die wel zijn beste tijd heeft gehad. Newell stipt onderwerpen aan zonder echt de diepgang op te zoeken. Dat lijkt hij overigens wel prima te vinden, gezien het feit dat hij zich aan geen enkel narratief of filmisch experiment brandt.
Intermenselijke relaties blijven beperkt tot oppervlakkigheden en primaire emoties. De eilandbewoners zijn een beetje nors en gereserveerd tot je ze beter leren kennen. De stadse Juliet openhartig en nieuwsgierig. Het verdient niet de originaliteitsprijs wat tot gevolg heeft dat veel van tevoren uit te tekenen is. Contrasten doen het altijd lekker in een drama, maar het hoeft allemaal niet zo evident te zijn als ons nu wordt voorgeschoteld.
Dit naoorlogse eilanddrama is op punten oubollig, veel te traag en voorspelbaar en zelfs pathetisch melodramatisch. Vooral richting einde breekt het de film op. Tegelijkertijd is het door de aardige vertolkingen niet de immense kwelling die minder ervaren regisseurs er mogelijk van gemaakt zouden kunnen hebben.