Oorlog verdwijnt nooit helemaal, zelfs niet wanneer de wapens allang zijn neergelegd. Dat is een van de hoofdgedachtes die blijft hangen tijdens Deepak Rauniyars White Sun, de Nepalese inzending voor de Oscars van komend jaar. Zijn film speelt zich af na de burgeroorlog tussen het Nepalese koninkrijk en de Maoïstische rebellen, die tussen 1996 en 2006 zo'n dertienduizend mensen het leven kostte. Hoewel er in Rauniyars film vrijwel geen enkele fysieke strijd voorkomt, zijn de gevolgen van het tien jaar durende conflict nog altijd merkbaar.
Hoofdpersoon Chandra was een van de leden die zich aan had gesloten bij het verzet en keert na tien jaar afwezigheid terug in zijn afgelegen bergdorp. Onderweg reist vanaf Kathmandu een zwerfjongen met hem mee, die zich voordoet als Chandra's zoon. Bij aankomst blijkt echter een hoop veranderd te zijn in het dorp, wat de nodige frictie oplevert. Zo heeft Chandra's voormalige vrouw een dochter van een onbekende vader, zijn de familieleden het niet eens met zijn nieuwe politieke opvattingen, en tot overmaat van ramp is Chandra's vader, de leider van het dorp, zojuist overleden.
Dat laatste gegeven vormt vervolgens de rode draad voor het verdere verloop van het verhaal. De overledene moet namelijk in een lange stoet vervoerd worden van de top van de berg naar de rivier beneden voor zijn crematie. De vele regels die aan dit ritueel verbonden zijn, zorgen voor de nodige belemmeringen, wat de opgave een stuk minder eenvoudig maakt dan hij lijkt. Rauniyar laat alle rompslomp in een kalm, observerend tempo verlopen. Aan de ene kant is dat ongehaaste karakter wel prettig, maar tegelijkertijd ook een beetje de valkuil van de film: zelfs voor een beperkte speelduur van nog geen negentig minuten voelen bepaalde gedeeltes soms wat stroperig aan.
Ondertussen borrelen er wel allerlei spanningen tussen met name de oudste bewoners van het dorp, die volledig vastgeroest zijn in hun tradities, en hun jongere opvolgers die daar juist meer mee willen breken, om plaats te maken voor vernieuwing. Tot echt grote uitspattingen komt het echter nauwelijks, waarmee de film toch wat mist qua impact. Gelukkig biedt de laatste scène een welkome afwisseling, waarin het juist de allerjongste generatie is die het achterhaalde kastensysteem opzij zet om het juiste voorbeeld te geven aan hun voortdurende kibbelende senioren. Een mooi beeld, dat tegelijkertijd de vraag oproept of Rauniyars film niet een interessantere kijkervaring op had geleverd als dit perspectief van de kinderen van meet af aan zou zijn gehanteerd.
Een gemiste kans wellicht, aangezien White Sun typisch een film is die onder de huidige schare bioscoopbezoekers moeilijk een groot publiek zal weten te vinden. Uiteraard zal zijn plekje op de longlist van de aankomende Oscars, en selectie in de filmfestivals van Toronto en Venetië hebben bijgedragen in de keuze om de film ook in de Nederlandse bioscopen te halen. Voor de variatie in het aanbod alleen al is die keuze zeker te prijzen, al bevat Rauniyars film toch vrij weinig aspecten die de directe aandacht van de gemiddelde Nederlandse bioscoopbezoeker op zullen eisen. Wellicht zijn we in dat opzicht ook wel wat verwend geraakt. Wie eens een keer cinema vanuit een compleet andere cultuur wil beleven in een ongedwongen setting, is bij White Sun in elk geval aan het juiste adres.