La Chana is een simpele maar effectieve en mooie documentaire. De La Chana van de titel is een flamencodanseres, of zoals in de documentaire naar voren komt, dé flamencodanseres van de tweede helft van de twintigste eeuw. Een Catalaans zigeunermeisje dat zichzelf leerde dansen door naar de radio te luisteren en uitgroeide tot een internationaal icoon van de flamencodans. Regisseuse Lucija Stojevic vertelt via het verhaal van Antonia 'La Chana' Santiago Amador ook het verhaal van de flamenco zelf, in al diens furieuze, energieke glorie. Niet voor niets won La Chana vorig jaar op het IDFA (Internationaal Documentaire Filmfestival Amsterdam) de publieksprijs.
De documentaire heeft als kunstvorm veel mogelijkheden en functies. De essaydocumentaire kan bijvoorbeeld een fascinerende manier zijn om een onderwerp of persoon te onderzoeken. Raoul Peck deed dat meesterlijk in het onlangs in Nederland uitgekomen I Am Not Your Negro over schrijver James Baldwin en zijn visie op racisme in Amerika. La Chana is een ander soort documentaire: hierin staat het levensverhaal van één persoon centraal, die iets bijzonders heeft meegemaakt of gepresteerd.
Antonia Santiago Amador presteerde iets heel bijzonders. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw toerde zij met haar dans- en muziekgezelschap over de hele wereld om de flamenco te dansen. In het heden zien we haar met haar tweede man. We zien haar de flamenco leren aan een nieuwe generatie danseressen, waarbij ze hen probeert mee te geven dat het belangrijkste is om het ritme in je hoofd te hebben, dan komt de rest vanzelf. Dit doet ze zittend. Zelfs zittend creëert ze ritmes met haar voeten, die haar jonge leerlingen niet kunnen volgen, zo snel is ze nog altijd. Staand dansen kan ze door diabetes en een slechte knie echter niet meer.
Hoe tragisch dat eigenlijk is, wordt invoelbaar door hoe La Chana vertelt over wat dansen van jongs af aan voor haar betekent, en de begeleidende beelden van oude dansregistraties. De flamenco is voor haar een manier om de eigen ziel te ontdekken en te verkennen, en de ultieme vorm van zelfexpressie. Als je de beelden ziet van hoe ze danst, dan begrijp je dat helemaal. De furieuze snelheid van de voeten die op de dansvloer klakken is uniek en meeslepend. Van zowel de begeleidende muziek als de dans spat een passie, pijn en woede af. De bewegingen en het ritme zijn hypnotiserend en opzwepend. Je ziet zo waarom La Chana de koningin van de flamenco werd genoemd.
Een koningin die wereldberoemd was geworden, als haar jaloerse (eerste) man en manager haar niet had dwars gezeten. Als ze in Barcelona echt doorbreekt, behoren Salvador Dali en Peter Sellers tot haar vaste publiek. Sellers cast haar in een Italiaanse film. Daarna wil hij La Chana meenemen naar Hollywood en een wereldster van haar maken, maar ze mag niet van haar man. Hij mishandelt haar, maar in de cultuur waar zij is opgegroeid en leeft is de man heer en meester, en dus durft ze dat niemand te vertellen. Haar enige geluk is in de dans, waarin ze zichzelf kwijt kan en haar gevoelens kan uiten. Totdat hij ook dat van haar afneemt door haar te verbieden nog te dansen.
La Chana vertelt over de tragedie en de passie van La Chana, haar pieken en dalen. Aan het eind gloort toch nog hoop: ze wordt gevraagd om een nieuwe voorstelling te geven, zittend, met begeleiding van een paar jonge dansers. Kan ze nog dansen? Kan haar lichaam dit nog wel aan? Wat als ze het op het podium begeeft? En, als het allemaal lukt, is ze dan nog zo goed als vroeger? La Chana is een ontroerend portret van een bijzondere vrouw en haar talent, en van de kracht van flamenco. Het is moeilijk om na het zien van La Chana geen bewondering voor zowel de danseres als de dans te hebben.