De in Wallonië geboren en veel te jong gestorven Jean Baptiste Reinhardt groeide op in een woonwagenkamp bij Parijs. Dit verklaart waarom Reinhardt, die al snel de artiestennaam Django kreeg, een grote voorliefde ontwikkelde voor zigeunermuziek. Een makkelijke jeugd had Django niet, want toen hij achttien jaar oud was werd hij getroffen door een woest uitslaande brand.
Hierdoor moest de populaire artiest een aantal vingers missen. Ook bleef hij de rest van zijn leven kreupel aangezien hij weigerde zijn zwaargewonde been af te laten zetten. Gitaarspelen was met deze beperkingen lastig, maar Reinhardt groeide uit tot de vertegenwoordiger van de swingende zigeunerjazz.
De kort maar krachtig getitelde biopic Django stelt ons slechts op schamele wijze op de hoogte van het verleden van de befaamde gitarist. Er is voor gekozen niet de gehele levensgeschiedenis van de muzikant uiteen te zetten, maar slechts een kleine periode aan het eind van Reinhardts leven te belichten.
We zitten middenin de oorlog in een door de Duitsers bezet Parijs. Vermaak is een moeilijke kwestie. Django's publiek mag op komen draven, maar mag niet dansen of enthousiast klappen van de nazi's. De heren officieren hebben echter zelf ook moeite zich te bedwingen bij de swingende muziek.
De aanpak van deze biografie is tweeledig. Enerzijds wordt duidelijk hoe het nieuwe regime optreedt tegen muzikanten als Reinhardt waar het onmogelijk vat op weet te krijgen. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk in de proloog waarin een blinde zigeunermuzikant in een bos om het leven wordt gebracht. Anderzijds wordt ingegaan op het leven van een inmiddels door de wol geverfde Django die een aanbod van de Duitsers krijgt om in hun land een tournee te doen. Reinhardt moet zich in de meest onmogelijke bochten wringen om de uitnodiging af te wijzen, wetende dat dit ernstige gevolgen kan hebben. Vluchten lijkt de enige remedie.
Django is hoofdzakelijk gesitueerd in het Parijs van 1943; een tijd waarin de oorlog volop en wreed om zich heen sloeg en entertainment zoals Reinhardt biedt de enige vorm van verlichting leek. De titelrol in deze boekverfilming wordt vertolkt door de half-Algerijnse Reda Kateb. Hij heeft de taak om een lastig te vatten personage vorm te geven in een nog veel lastiger tijdsvak.
Dienstdoend regisseur en scenarist Etienne Comar heeft met dit speelfilmdebuut moeite om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Dit heeft tot gevolg dat de vele feestelijkheden die Reinhardt luister tracht bij te zetten de oorlog te veel naar de achtergrond duwt. Heeft Comar de ernst van de oorlog onderschat of probeert hij juist te laten zien dat in tijden van nood ontspanning onontbeerlijk was? Het blijft een vraag die als een irritante vlieg boven de materie blijft zoemen.
Het lijkt wel alsof de filmmaker dit pas tegen het einde inziet met als gevolg dat het allemaal wel erg zwaar en fragmentarisch tot een einde komt. Ook hoofdrolspeler Kateb heeft zichtbaar moeite chocola te maken van zijn personage en diens strijd met de muziek, de vrijheid, de liefde en de oorlog. De vluchtpoging die hij onderneemt is rechtlijnig, maar biedt geen mogelijkheden om Reindhardts persoonlijkheid verder uit te diepen.
Deze openingsfilm van het Filmfestival van Berlijn gaat gebukt onder matig schrijfwerk, waarvan zowel de hoofdpersoon als de vele bijfiguren het slachtoffer zijn geworden. Op het muzikale vlak weet Comar regelmatig te boeien, al valt te bezien of hij het werk van Django Reinhardt echt eer aan doet door de gebrekkige uitwerking van al het andere.
Muziek, zo blijkt ook uit het verloren gewaande requiem dat Comar aan het slot nieuw leven probeert in te blazen, was de hoofdmoot van het hele zijn van Reinhardt. Maar het was niet slechts onvolprezen hartstocht die hiervan de oorzaak is. Het was bovenal een overlevingsstrategie en uitgerekend dit aspect blijft in deze zwalkende maar visueel aardige biopic ernstig onderbelicht.