De eenentwintigste eeuw is pas zestien jaar oud, maar heeft al de nodige sportevenementen gekend waarvan het gastland omstreden was. China en Brazilië waren niet de meest humane landen om de Olympische Spelen te laten organiseren en hun schimmige imago heeft voetbalbond FIFA er niet van weerhouden de aankomende twee edities van het WK te laten plaatsvinden in Rusland en Qatar. Sportevenementen in een gastland dat het niet zo nauw neemt met de mensenrechten roepen vaak weerstand op, doorgaans resulterend in een publieke discussie waarin regelmatig het woord boycot valt. Wie meent dat dit een recent verschijnsel is, komt bedrogen uit. In 1936 was het immers nazi-Duitsland dat de Olympische Zomerspelen mocht organiseren. De oorlog en de Holocaust waren op dat moment nog ver weg, maar Adolf Hitler en zijn beleid waren desondanks niet bepaald populair in andere landen.
Dat deze editie van de Spelen al aan Berlijn was toegezegd voordat Hitler aan de macht kwam, weerhield de dictator er niet van het sportevenement aan te grijpen om er de nationaalsocialistische ideologie mee uit te dragen (propagandafilmer Leni Riefenstahl stond al klaar om alles vast te leggen). Dat leidde in de Verenigde Staten tot de vraag of men niet beter hun atleten thuis kon houden. Deze kwestie vormt een subplot in Race, waarin de hoofdlijn verhaalt over de Amerikaanse atleet Jesse Owens. Dat hij de geschiedenis inging als winnaar van vier gouden plakken in Berlijn, beantwoordt gelijk hoe die discussie eindigde. Het is de moeilijkheid met dit soort biopics; als de hoofdpersoon was thuisgebleven, was er nu geen film geweest. Eenieder die hoopt te worden verrast door het plot heeft bij dit soort films dan ook weinig te zoeken.
Dat neemt niet weg dat er wel degelijk een interessante stukje sportgeschiedenis uit de doeken wordt gedaan. Een niet onbelangrijk detail is namelijk dat Owens donkere huidskleur ervoor zorgde dat hij niet bepaald voldeed aan het Arische übermensch-ideaalbeeld dat de nazitopstukken voor ogen stond. Nadat de Amerikanen hebben besloten toch hun atleten naar Berlijn te sturen en Owens zich heeft gekwalificeerd, krijgt laatstgenoemde twijfels of hij wel moet gaan. Aangezien de uitkomst al bekend is, lijkt het onnodig deze gewetensnood breed uit te meten, maar het levert juist een van de beste delen van de film op. Misschien wel juist omdat het plot even wordt stilgezet om het hoofdpersonage wat ruimte voor bezinning te bieden. Het voorafgaande uur zit namelijk vol uitleggerige dialogen, inspirerende speeches en overdadige muziek, bij elkaar houden door een nogal rommelige montage. Niets nieuws voor een sportfilm, maar sporters moeten ook rusten.
De reden waarom Owens uiteindelijk besluit toch te gaan, is aangenaam pragmatisch: waarom zou hij Duitsers die op hem neerkijken uit de weg moeten gaan als zijn Amerikaanse medemensen hem dagelijks van dezelfde racistische behandeling voorzien? Het maakt de verrassing des te mooier dat in het Olympisch dorp iedereen gelijkwaardig wordt behandeld en Owens hulp krijgt van zijn Duitse tegenstander Luz Jong. Hier dus geen geschiedvervalsing à la Cool Runnings om de Duitsers nog wat duidelijker als de schurken neer te zetten. Een boeiende scène waarin Owens en Long een gesprek voeren, hint zelfs naar wat een betere film had kunnen opleveren: een duobiopic zoals Rush waarin de verhalen van beide atleten wordt verteld. Owens underdogstory blijkt net boeiend genoeg voor zijn eigen film, maar het is moeilijk te ontsnappen aan de gedachte dat sommige bijrolspelers misschien wel veel interessanter filmmateriaal waren geweest.