Roland Emmerich staat niet bekend om zijn goed doordachte films met een slim verhaal of memorabele karakters. Bombast en special effects zijn het handelsmerk van de Duitser en gedurende zijn carrière hebben die steeds meer voorrang boven plot of intelligentie gekregen. Stargate viel nog mee, maar bij Independence Day zette de teloorgang definitief in. Na Godzilla begon de dalende lijn pas echt op te vallen met producten als The Patriot en The Day After Tomorrow. Vooral die laatste film spotte met de wetten van de natuur en de logica en zette daar een slap verhaaltje tegenover. De special effects zijn in al die films altijd van de bovenste plank geweest, maar dat maakt nog geen goede film.
10.000 B.C. is daardoor alleen aan te raden aan mensen die net zoals Emmerich erg genieten van bombastisch spektakel en daar geen interessante of uitgediepte personages, een boeiend verhaal of enige vorm van interne logica bij nodig hebben. En die zich niet storen aan de blanke etnocentrische politiek of het complete gebrek aan historisch besef. De stam waar de film om draait heeft dan wel lange rastaharen, het lijken echter blanken die lang hebben gezond. En het is opvallend dat de hoofdpersonen nog westersere trekken hebben dan de overige stamleden.
De film opent met een stem die vertelt over de legende van het meisje met de blauwe ogen, een verhaal dat zogenaamd nog steeds bekend zou moeten zijn maar natuurlijk geheel uit de duim van de heer Emmerich en consorten gezogen is. Dat zou niet erg zijn als de film in een fantasiewereld speelde, maar vooral later in de film wordt een connectie met échte geschiedenis gelegd, en daar gaan de makers de mist in. Na de introductie van een mythe waarbij het ene cliché na het andere wordt afgestreept wordt de verzameling hutjes van goed Engelssprekende westerlingen met rastaharen overvallen door een stel Noord-Afrikaans uitziende agressievelingen.
Deze gaan ondanks de organisatie en mate van beschaving die ze aan het eind van de film laten zien vrij onlogisch te werk: ze ontvoeren voornamelijk de sterke jongemannen om ze als slaven te gebruiken, maar laten de allersterksten (de hoofdpersonen) ongemoeid, en de enige reden dat één vrouw zomaar wordt vermoord en de rest niet is om haar zoontje een rol te laten spelen in de rest van de film. Daarnaast zijn de stemmen van de bruten duidelijk nabewerkt om ze lager te laten klinken, zonder enige reden naar het schijnt.
Natuurlijk gaat de toevallig achtergelaten hoofdpersoon DLeh met de twee andere leiders van de stam achter de gevangenen aan, over de besneeuwde bergen die aan hun toendra-achtige leefgebied grenzen. Daarna lopen ze van de sneeuw direct de jungle in en later staan ze opeens in de woestijn. Uit de daar aanwezige volkeren (die hun eigen, maar toch allemaal dezelfde taal spreken) blijkt dat ze zich in Afrika bevinden. Als ze uiteindelijk aankomen bij de plek van bestemming, nog altijd in achtervolging op de slavendrijvers, blijkt dat het oude Egypte te zijn, want de slaven worden ingezet om piramides en sfinxen te maken. Samen met wolharige mammoeten Vanzelfsprekend volgen nog een voorspelbare opstand en een van de pot gerukte deus ex machina.
Het magere verhaaltje is in veel opzichten al tientallen keren verteld, bijvoorbeeld vorig jaar nog in Apocalypto, waar deze film veel van wegheeft, op de spannende achtervolgingen en bloederigheid na. Ergens had hier misschien nog een aardige fantasiefilm ingezeten, maar de bizarre beslissing om het verhaal te koppelen aan de Egyptische beschaving die duizenden jaren later pas ontstond, neemt elk greintje geloofwaardigheid en plausibiliteit weg.
Maar het ergste is nog dat er gewoon niet zo veel te beleven valt tot de veldslag tien minuten voor het eind. De aanslag in het begin is te snel voorbij en een confrontatie met een sabeltandtijger loopt op een sof uit als man en dier elkaar niet eens bedreigen. Enkele scènes in hoog gras met grote vogels zijn wel aardig, maar de slag tussen slaven en slavendrijvers aan het eind mist toch de grandeur die zon scène nodig heeft, en valt in het niet bij soortgelijke scènes die we sinds Gladiator en de Lord of the Rings-films de afgelopen jaren al zo vaak en zo veel beter hebben gezien.
De jacht op de mammoeten aan het begin van de film start veelbelovend, maar het ongeloof over de domme jachttechnieken krijgt steeds meer de overhand. Die mensen hebben jarenlang overleefd door zo op die beesten te jagen? Hoe, in godsnaam? 10.000 B.C. slaat de plank op bijna alle mogelijke fronten mis, van de geloofwaardigheid tot de personages tot de spanning. De special effects zijn goed, maar daar is dan ook alles mee gezegd.