Nu het er alle schijn van heeft dat Hillary Clinton bij de aankomende Amerikaanse presidentsverkiezingen zal uitkomen namens de Democraten, kun je er vergif op innemen dat de komende negen maanden de naam Benghazi weer veelvuldig zal vallen. Voor de oningewijden: Benghazi is een stad in Libië waar in september 2012, krap een jaar na de val van dictator Moeammar al-Khaddafi, een Amerikaans consulaat en een CIA-compound door een grote groep islamitische radicalen werden aangevallen. Het resulteerde in vier Amerikaanse doden, onder wie niemand minder dan de plaatselijke ambassadeur. Deze situatie had mogelijk kunnen worden voorkomen wanneer gehoor was gegeven aan diens verzoek om meer beveiliging. Clinton was destijds minister van Buitenlandse Zaken en daarmee eindverantwoordelijke voor de slechte afloop. Haar Republikeinse opponenten hebben sindsdien van alles gedaan om van Benghazi haar achilleshiel te maken, hopende daarmee haar presidentiële ambities in de kiem te smoren.
De verfilming van de aanval in kwestie uitbrengen in een verkiezingsjaar riekt naar politieke stemmingmakerij (vergelijkbaar met hoe Michael Moore zijn anti-Bush-pamflet Fahrenheit 9/11 uitbracht toen Bush mogelijke herverkiezing nabij was) en wanneer de film zou zijn gemaakt door een uitgesproken Republikeinse filmmaker als Clint Eastwood, was de intentie ervan overduidelijk geweest. Echter, de verantwoordelijke regisseur is Michael Bay en hij heeft in interviews laten weten geen politieke agenda te hebben. Dat klinkt aannemelijk, want afgaand op zijn oeuvre is de man qua ideologie nooit verder gekomen dan het credo America, fuck yeah! Dergelijk sentiment is niet per se links of rechts, maar vooral populistisch. In Bays Benghazi-film boeit het niet wie er schuldig is aan de situatie; Amerika wint toch wel... zelfs al is het onderwerp een waargebeurde tragedie. Of zijn we Pearl Harbor alweer vergeten?
In Bays Amerika komen de helden vrijwel altijd uit de onder- of middenklasse en krijgt de elite regelmatig een veeg uit de pan. Wanneer de aarde wordt bedreigd door een asteroïde, komt de redding dus niet van de slimmeriken van NASA maar van een groepje joviale olieboorders. 13 Hours is iets realistischer, maar niet veel genuanceerder. De hautaine baas van de geheime CIA-compound laat de aanwezige ex-militairen (ingehuurd voor de beveiliging) in niet mis te verstane woorden weten dat ze zijn aan Harvard- en Yale-afgestuurde medewerkers vooral niet voor de voeten dienen te lopen. Wanneer het nabijgelegen consulaat wordt bestormd en de bebaarde machos te hulp willen schieten, is het uiteraard deze laffe wezel die zijn voet op de rem houdt.
Ondertussen wordt het beveiligingsteam neergezet als een clubje goedbedoelende jongens die vooral skypen met hun familieleden maar uiteraard wel hun mannetje staan als het erop aankomt. Helaas is dat niet voldoende om ze als uitgewerkte personages te kunen beschouwen. Daarvoor zijn ze immers uit te dik hout gezaagd. Zodoende zijn ze tamelijk lastig van elkaar te onderscheiden (zelfs al is hun aantal gering), waardoor de gewenste impact uitblijft wanneer sommigen het loodje leggen. Enkel John Krasinski (vooral bekend van de komedieserie The Office weet zijn personage neer te zetten als een enigszins normale man die niet constant in heroïsche oneliners spreekt. Jammer dus dat Bay het niet kan laten hem veelvuldig als lieve familieman op te voeren. Het sentiment druipt er geregeld vanaf.
Bays kenmerkende visuele stijl (ook wel bekend als James Cameron on steroids) wordt losgelaten voor een meer Paul Greengrass-achtige aanpak, vermengd met de stijl die Ridley Scott hanteerde voor Black Hawk Down. Helaas is Bay een maatje te klein om zich met dergelijke grootmeesters te kunnen meten. De aanval op het consulaat en de daaropvolgende reddingsactie van het beveiligingsteam zijn warrig gefilmd en gemonteerd, waardoor het overzicht voor de kijker regelmatig verloren gaat. Gelukkig wordt de situatie een stuk beter wanneer de hele club zich terugtrekt naar de CIA-compound en daar een eenentwintigse-eeuwse Alamo-belegering ontstaat. Interessant hieraan is dat de Amerikanen eigenlijk behoren samen te werken met lokale strijders, maar dat die zich moelijk laten onderscheiden van de kwaadwillende milities. Iedere keer wanneer de compound wordt benaderd door gewapende Libiërs, dringt zich de vraag op of ze friendlies mogen verwelkomen of dat er een nieuwe aanvalsgolf moet worden afgeslagen.
De diverse aanvallen zorgen voor alleraardigste actiescènes waarin de Amerikanen met steeds zwaarder geschut worden belaagd. Echt spannend of spectaculair wordt het niet, maar de speelduur van bijna tweeënhalf uur is desondanks nauwelijks te merken. Toch is de kans groot dat je het allemaal al eens eerder en beter hebt gezien, zoals in het reeds vermelde Black Hawk Down. Die film wordt op een zeker moment overigens letterlijk door een van de personages genoemd, al doelt hij hiermee op de echt plaatsgevonden strijd in Mogadishu die daarin wordt getoond. Het is niet ondenkbaar dat soldaten met een filmtitel aan een militair incident refereren, maar je wordt hiermee enkel herinnerd aan een betere film dan degene die je aan het bekijken bent.