Tot in de jaren zeventig werden buitenlandse wijnen niet serieus genomen. Franse wijn, dát was pas echte wijn en het was ondenkbaar dat dat ooit zou veranderen. Regisseur Randall Miller brengt het verhaal van het wijnhuis dat daar verandering in bracht met veel sfeerbeelden, maar ook met stereotiep snobberige Fransen en vooral veel onnodige clichématige omleidingen.
De Britse Steven Spurrier, de eigenaar van LAcademie du Vin en wijnwinkel Les Caves de Madeleine in Parijs is het toonbeeld van de man met een stiff upper lip. Net als vele Fransen heeft hij geen vertrouwen in de kwaliteit van wijnen uit andere landen dan Frankrijk, maar onder druk van zijn Amerikaanse buurman Maurice organiseert hij een wijnproeverij die zowel Franse als Amerikaanse wijnen zal presenteren. Spurrier reist af naar Napa Valley in Californië en gaat langs bij diverse wijnhuizen, waaronder het bijna failliete Chateau Montelena, waar vader en zoon Barrett hun Chardonnay maken. Het is een klassiek underdogverhaal en ook nog eens gebaseerd op feiten: het Judgment of Paris in 1976 is hét moment waarop Franse wijnen van de troon werden gestoten en de wereld werd voorgesteld aan wijnen uit zon beetje alle landen ter wereld.
Eigenlijk een heel leuk gegeven. Het is dan ook jammer dat de film zich teveel verliest in persoonlijke dramaatjes die niet meer zijn dan vulling. Hebben we echt een romance met een stagiaire nodig? En een moeilijke vader-zoonrelatie? Een race tegen de klok met achtereenvolgens een lekke band, een vader die de hoop opgeeft, kwijtgeraakte dozen wijn en moeilijkheden op het vliegveld? Waarom deze clichématige aanpak? Waarom niet een film die zich wat meer richt op het maken van de wijn zélf? Want in de hele film zie je niets terug van het wijnbouwproces. Niets meer dan wat vaten en een aantal shots van velden vol wijnranken.
Het Frankrijk van de jaren zeventig in Bottle Shock is een smakelijk cliché: klassieke Citroëns rijden showy door het beeld, snobberige Fransen paraderen rond en het idee dat een ander land sowieso al het lef heeft om wijn te produceren lijkt een grap. In dit stereotiepe Frankrijk vinden we ook nog een stereotiepe Brit in de vorm van Alan Rickman. Eerlijk is eerlijk: Rickman als stijve Brit is verrukkelijk om naar te kijken, met zijn vastgeroeste gezichtsspieren die alleen in beweging komen als hij een wijn proeft die de moeite waard is, maar het is niet genoeg om de film te redden van middelmatigheid. Bill Pullman en Chris Pine maken van de vader-zoonrelatie van de Barretts niets speciaals: vader heeft alles laten vallen om wijn te gaan maken en zoon is blijven hangen in Woodstock en lijkt zich niet bewust van zijn kwaliteiten. Het is niet moeilijk te raden hoe de twee zich ontwikkelen tijdens de film en dat is eigenlijk ook helemaal niet zo belangrijk, want de wijn is immers de spil van het verhaal. Nogmaals: jammer dat daar niet meer mee wordt gedaan!
Een goed ontwikkeld element van Bottle Shock is de kleurstelling van de Californische scènes. Vogelvluchten over zonovergoten wijnvelden met herfstachtige, gloeiende oranjegele tinten en idyllische hutjes met uitzicht op een uitgestrekte vallei in de schemering maken de film warm en aangenaam om naar te kijken en geven op een effectieve manier de teerheid en perfectie van een goed geproduceerde wijn weer.
Het spannendste moment in Bottle Shock draait om een zuurstofproces dat zich tijdens het maken van wijn voordoet. Dat proces, en de impact op het verhaal is echt interessant en biedt wat inzicht in de concurrentie en de nauwkeurigheid van wijn maken. Meer van zulke plotpunten en Bottle Shock was meer geweest dan een standaard verhaal waarin het kleintje de groten verslaat.