Jarenlang was het wachten op deze tweede film van de regisseur Tarsem die hoge ogen gooide met zijn debuut The Cell uit 2000 en het is dan ook niet verwonderlijk dat de neiging groot is om de twee films naast elkaar te leggen. Al snel blijkt dat The Fall zich echter op een ander genre beroept en is het zinvol de vergelijking, althans gedeeltelijk, los te laten.
In de openingssequentie geeft Tarsem direct zijn artistieke voorkeur voor de fotografische kadrering bloot in de enigszins stilistische, uit het documentairegenre afkomstige beeldtaal van fotos en screenshots. De visueel dramatische kracht van deze opening blijkt meteen een dooie mus, want het beeld eist meer aandacht op dan de verheldering die het biedt voor de relatie tussen het getoonde en het verhaal dat erop volgt. Het duurt dan ook een tijd voor je de link kunt leggen naar de man, luisterend naar de naam Roy, die ergens in Los Angeles anno 1920 in een ziekenbed verblijft en bezoekjes geniet van het in hetzelfde ziekenhuis gelegen meisje Alexandria.
De stijl van de verdere vertelling en de rest van de film breekt dan ook volledig met deze opening en neemt ons mee op avontuur naar de gedroomde werkelijkheid die zich gaandeweg ontvouwt in de relatie tussen de twee zieken. In beeldschone fotografie en extatische kleuren (van werkelijk over de hele wereld geschoten plaatjes) beleeft het meisje Alexandria het sprookje van de vijf helden die ten strijde trekken tegen de booswicht Odius en tracht de onfortuinlijke verteller Roy zijn eigen demonen te bevechten. Het is een soort bedtijdverhaaltje, een kinderlijke vertelling maar met een twist waarin het verloop bepaald wordt door de dubbele agenda van de verteller en uiteindelijk beslecht moet worden door de interventie van de oprechte onschuld van zijn toehoorder.
Het is geen sterk plot, maar het feit dat er een plot is pareert in alle simpelheid de gedachte dat het Tarsem enkel om de esthetiek van het gestileerde beeld zou gaan. Temidden van de overweldigende weidsheid van landschappen, van surrealistisch contrasterende kostuums, zelfs bombastisch aandoende symboliek, draagt Catinca Untaru haar rol als de vijfjarige Alexandria met een werkelijk wonderbaarlijk gemak. Zelden voelt de camera zo totaal afwezig als in het ontspannen en volledig natuurlijke gedrag van Untaru en is het volkomen legitiem jezelf een kijkgenot toe te staan dat lijkt te contrasteren met de verdere inhoud.
Tarsem is zonder meer een stilist, die de wereld beschouwt door de lens van de camera. Zowel in de plot als ook in de fotografiestijl de film kent er vier in totaal is The Fall overwegend een stijlenoefening, niet ontdaan van een overvloed aan citaten, balancerend tussen besluiteloosheid en maniërisme. Maar ook al zullen The Cell-bewonderaars in de eerste plaats teleurgesteld worden door het zien van deze nieuwe Tarsem, The Fall verdient het voordeel van de twijfel bij de ontwikkeling van deze regisseur. De slotsequentie, een collage van voorbeelden uit de oertijd van de cinematografie lijkt Tarsems eigen speelse schuldbekentenis en een aanwijzing in de richting van zelfkritiek. En ook al lijkt dit alles vergezocht, ik wacht, zij het in licht afgezwakte mate, met spanning zijn volgende film af.