Sky Captain and the World of Tomorrow is geheel tegen een blue screen opgenomen. Dat wil zeggen dat alleen de acteurs en hun kostuums daadwerkelijk gefilmd zijn, en dat de rest van de film met de computer is gemaakt. Op deze manier heeft men een science fiction-film gemaakt, gesitueerd in de jaren dertig van de vorige eeuw. Regisseur en scriptschrijver Conran wilde een ode aan de zaterdagmiddagmatinee uit de jaren 30 en 40 maken, zoals Spielberg ook met Indiana Jones deed, en tegelijkertijd een science fiction-film maken. Qua uiterlijk en sfeer is dit aardig gelukt, de grote robots en andere technologische wonderen laten zich uitstekend mengen met de oude vliegtuigen en klederdracht. Helaas zijn een goed verhaal, sterke personages en acteerwerk er hierbij ingeschoten, waardoor de film slechts een half geslaagd project is geworden.
In het oude New York is Polly Perkins een kranige journaliste die de verdwijning van een aantal wetenschappers onderzoekt. Wanneer overal op de wereld enorme robots voor ravage en chaos zorgen, ontmoet ze haar oude vlam Joe Sullivan weer. Joe staat wereldwijd ook bekend als de mythische Sky Captain, een piloot die het commando over zijn eigen luchtmacht voert en in tijden van nood de Amerikaanse regering te hulp schiet. Verder wordt echter nooit duidelijk wie of wat hij eigenlijk is en waarom hij doet wat hij doet. Ook Polly Perkins blijft gespeend van enige logische motivatie. Andere, minder belangrijke personages vormen nog grotere raadsels.
Het verhaal, een filterdun plot dat de personages van hot naar her sleept zonder enige opbouw of logica, biedt al even weinig soelaas. Sommige personages komen en gaan, zonder enige uitleg of node voor het verhaal. Zo wordt de enige acteur die weet te overtuigen, Michael Gambon, zonder enig excuus na tien minuten afgescheept. Niet dat zijn personage nu zo interessant was, maar het is jammer dat de rest van de cast negatief afsteekt bij de vijf regels tekst die hij heeft. Want Law en Paltrow acteren flets en voelen zich duidelijk niet op hun gemak voor het blue screen. Om over Angelina Jolie maar niet te spreken, die wel in de marketing campagne wordt genoemd, hoewel ze nog geen kwartier in de film voorkomt. Hier hebben we dan ook het grootste gebrek van de film. Betere acteurs die beter geregisseerd waren hadden deze film van veel meer flair en plezier kunnen voorzien, nu is helaas de enige die dat onbeholpen probeert de regisseur. Zijn plezier bij het maken van deze film is wel te zien, maar dat geldt helaas ook voor zijn onervarenheid en onkunde als het op het regisseren van acteurs aankomt.
De beelden die met de computer gemaakt zijn, zijn wél erg mooi. Mooie kleurenpaletten en sfeervolle plaatjes zorgen voor een prachtig schouwspel, vooral aan het einde op een tropisch eiland. In New York steken de acteurs nog iets te veel af tegen de achtergrond, maar later vloeit alles mooi samen en vergeet je als kijker haast dat alles met de computer gemaakt is, hoe artificieel het er eigenlijk ook uit ziet. Het tropische eiland heeft een sfeer á la The Lost World en King Kong, en is een waardige ode aan de avonturenfilms uit die tijd.
Uiteindelijk lijkt het er sterk op alsof Conran met deze film tegelijkertijd een nieuwe Indiana Jones en een nieuwe Star Wars film wilde maken, wat ook goed te horen is aan de muziek, die duidelijk John Williams probeert te imiteren. Helaas lukt dat in beide gevallen niet echt, ondanks het feit dat de film wel een zelfde soort plezierige uitstraling heeft. Een gebrek aan verhaal en goed uitgewerkte personages, en acteurs die het ontbreekt aan uitstraling en die geen chemie met elkaar hebben zijn daar vooral de schuld van, waardoor het als kijker moeilijk is om mee te leven met de personages gedurende de talloze actiescènes, die overigens wel geslaagd gemaakt zijn. Het is erg jammer dat daar niet meer van gemaakt is, want de fantastische beelden alleen zijn al bijna de prijs van een bioscoopkaartje waard.