Hij en Zij ontmoeten elkaar tijdens een chic diner in een Londense sociëteit. Zij is daar als echtgenote van een politicus (Sam Neill), met wie ze niets meer deelt behalve het huis waarin ze wonen. Hij is kok en direct gefascineerd door haar, trots en elegant en alleen als Zij is. Hij vindt het onvoorstelbaar dat een man ook maar een moment van haar zijde zou kunnen wijken en vertelt haar dat ook. Door het oog van een beveiligingscamera kijken we naar hun geflirt, waarbij het verspringen van de beelden het ritme van hun paringsdans aangeeft. De affaire vlamt snel en hoog op: ze stort haar hart bij hem uit tijdens lange wandelingen, laat zich midden in een restaurant door hem bevredigen en brengt iedere vrije middag in zijn bed door. Zij komt erachter dat Hij chirurg was in Beiroet, maar door de oorlog gedwongen werd zijn heil elders te zoeken. Nu hanteert Hij alleen nog zijn koksmes; dagelijks wordt hij in de keuken geconfronteerd met de vooroordelen die in het Westen heersen omtrent zijn soort.
Er is een scène in een parkeergarage, waarin Hij haar uiteindelijk afwijst. Voor het eerst slaat het wantrouwen tussen Oost en West een wig in hun intimiteit. Op dat moment voelt Hij ten volle hoe vernederend zijn positie in dit land is. Hij spreekt haar taal, maar Zij kan niet eens zijn naam foutloos uitspreken. Hij kent de Bijbel, maar kent zij de Koran? Zij betaalt voor hem met haar creditcard, en ontneemt hem daarbij achteloos zijn mannelijke trots. Wanhopig probeert Zij hem ervan te overtuigen dat dat er niet toe doet, dat Hij een man is en Zij de vrouw die van hem houdt.
Het is de meest openlijk politieke dialoog in de film en de kiem van het verhaal; Potter schreef de scène als intuïtief antwoord op de aanslagen van 11 september, vanuit een behoefte om tegenwicht te bieden aan de angst en de argwaan, die vanaf dat moment een stevige greep op de wereld kregen. Yes is voortgekomen uit de natuurlijke impuls van de kunstenaar, om overeenkomsten en universele waarden (de liefde!) te tonen waar anderen verschillen benadrukken en onderscheid willen aanbrengen. Daarom stoort het gebruik van de pentameters ook niet: door de dialogen (die overigens normaal worden uitgesproken in plaats van voorgedragen) tot lyriek te verheffen laat Potter ze boven de omstandigheden van de plot uitstijgen.
Gelukkig verzandt Yes niet in een politiek essay, ondanks de toevoeging van nogal overbodige uithalen naar de consumptiemaatschappij en het doorgeschoten Westerse schoonheidsideaal. Dat is in de allereerste plaats te danken aan de twee hoofdrolspelers, die hun karakters een complexe eigen identiteit verlenen. Vooral de combinatie van kracht, gratie en kwetsbaarheid die Joan Allen laat zien is meer dan indrukwekkend. Zij heeft dan wel geen naam, maar ze is in alles een vrouw van vlees en bloed. Allen en Abkarian zorgen ervoor dat we gefocust blijven op het menselijke niveau, waar alles zoveel emotioneler en verwarrender is dan op het toneel van de wereldpolitiek, of in de microscopische wereld waar de schalkse schoonmaakster ons over vertelt. Toch legt Potter ook hier een verband: op ieder niveau laten onze daden sporen achter, ook al zijn die niet direct zichtbaar. We kunnen niet doen alsof we niets met elkaar te maken hebben, we kunnen niet simpelweg Nee tegen elkaar zeggen. Uiteindelijk zullen wij net zoals Hij en Zij moeten uitkomen bij Ja.