Op 4 april 1968 werd de Amerikaanse dominee en burgerrechtenstrijder Martin Luther King, Jr., een boegbeeld van de Afrikaanse Amerikaan in die roerige tijd, in Memphis op het balkon van zijn hotel neergeschoten. Als gevolg daarvan braken door het hele land in de zwarte gemeenschappen enorme rellen uit. Die in Washington D.C. waren het hevigst. Lokale radiodj Ralph Waldo Petey Green wilde zich in het strijdgewoel mengen om mensen te doen ophouden, maar zijn vriend en zaakwaarnemer Dewey Hughes weerhield hem van die actie. In plaats daarvan stuurde hij Petey terug de studio in en liet hem via de radio de mensen van Washington D.C. tot kalmte manen. Wonderbaarlijk genoeg slaagden zij in hun opzet en na een lange nacht keerde de rust weer terug. Zon man was Petey Green, en is Dewey Hughes nog steeds.
Petey Green was namelijk op bijna alle mogelijke manieren de stem van het volk, althans van de zwarte minderheid in en rondom de hoofdstad van de Verenigde Staten en de omliggende staten. Als de film begint zit hij echter nog in de gevangenis, waar hij ontdekt dat hij talent heeft voor plaatjes draaien en over het leven praten. Op een uitgekookte en hilarische manier lukt het hem om zijn straf van tien jaar te laten halveren en eenmaal uit de bak probeert hij aan de bak te komen bij een lokaal rhythm-and-bluesstation. Met zijn uitgesproken hippe manier van kleden, praten en doen jaagt hij bijna iedereen tegen zich in het harnas, inclusief Dewey Hughes, de enige zwarte man die daar niet als dj werkzaam is.
Toch slaagt hij erin Dewey ervan te overtuigen dat de luisteraars behoefte hebben aan iemand als hij achter de microfoon, iemand die geen blad voor de mond neemt, zegt waar het op staat en niemand ontziet vanwege diens status. Samen met zijn nieuwe vriend bezet hij de studio en beiden dreigen ze de laan uit gestuurd te worden, maar dan stromen de positieve telefoontjes binnen. Green groeit uit tot een lokale beroemdheid en krijgt na verloop van tijd zelfs zijn eigen televisieshow. Hughes wordt zijn manager en probeert zwarte en blanke belangen in evenwicht te houden.
De geruchten doen de ronde dat Don Cheadle op zijn minst een tweede Oscarnominatie kan verwachten voor zijn vertolking van de hoofdrol en dat zou niet onverdiend zijn. Cheadle straalt een enorme energie uit, brengt zijn soms olijke dialogen heel scherp en begrijpt perfect welk ritme daarvoor nodig is. Daarnaast brengt hij ook dramatische diepgang zonder dat dit ten koste gaat van de vrolijke, uitbundige kwaliteiten van zijn personage. Hetzelfde geldt voor Taraji P. Henson, die als zijn vriendin nog veel meer een natuurkracht is. Maar toch leveren zij eigenlijk niet de beste acteerprestaties in de film.
Die eer gaat naar de nog altijd rijzende ster Chiwetel Ejiofor, die veel te weinig grote rollen krijgt. Als Dewey Hughes, een man die gevangen zit tussen de wereld van het blanke bedrijfsleven en die van de zwarte straten, is hij op veel subtielere wijze dan bovengenoemde acteurs fenomenaal en evenzeer een genot om naar te kijken. Waarom deze man, die eerder bijrollen had in o.a. Children of Men en Inside Man, meesterlijk was als de slechterik in o.a. Serenity en Four Brothers, en Stephen Frears Dirty Pretty Things redde met zijn aanwezigheid, nog altijd niet is doorgebroken als hoofdrolspeler is een raadsel.
Het script van Talk to Me verdient wat minder lof: de conventies van de biopic worden nauwelijks ontweken, op het verschuiven van de focus in de laatste akte naar een ander personage na. Het zijn de acteerprestaties, de heerlijke muziek (hoe kan het ook anders met een soulradiostation in de jaren zestig als plaats van handeling?) en de degelijke regie die er een mooie, grappige en soms ontroerende film van maken.