Ernesto Che Guevara is vandaag de dag een legende, een symbool voor vrijheid en revolutie. Zijn beroemde beeltenis is wereldwijd verspreid op posters en wordt nog dagelijks gedragen op T-shirts. Veel van zijn moderne fans weten echter weinig over Ches eigenlijke idealen of waaraan hij zijn reputatie te danken heeft. Steven Soderbergh maakte een ruim vier uur durend tweeluik over Guevara, waarvan Che: Part One het eerste deel is. Hierin zien we hoe Che samen met Castro en anderen eind jaren vijftig Cuba verovert op militair dictator Batista en hoe hij zijn daden in 1964 verantwoordt tegenover eerst een journaliste en daarna de Verenigde Naties. Echt inzicht in wat Guevara tot zijn acties heeft bewogen wordt echter niet geboden.
In 1955 ontmoet de Argentijnse dokter Ernesto Guevara tijdens een klein feestje in Mexico-Stad Fidel Castro. Overtuigd door Castros argumenten voegt hij zich bij de Beweging van de 26ste Juli. In december 1956 zetten ze met 82 man voet aan de zuidkust van Cuba. Vier maanden later veroveren Castro en Guevara als aanvoerders van twee revolutionaire groepen een legerbasis, terwijl Guevara steeds meer last krijgt van astma-aanvallen. Eind 1957 verovert Che de stad Santa Clara, een belangrijke strategische overwinning die Batista het land uit doet vluchten. De slag om Santa Clara is een enerverend gefilmde en gemonteerde sequentie, die Guevaras tactische inzicht weergeeft en de sensatie van de realisering van een succesvolle revolutie voelbaar maakt. Deze tot in detail verfilmde verovering van de stad, straat voor straat, vormt een spannende finale die de film naar een iets hoger niveau tilt.
Gevechten eerder in de film zijn daarentegen soms vreemd in beeld gebracht, met irritant gebruik van muziek in plaats van geluid en een voice-over van Benicio Del Toro. Het haalt alle spanning en emotie uit de scènes zodat de impact uitblijft. De woorden van Guevara over de beelden van de gewapende strijd in de jungle geven het geheel iets pedants, zonder dat het nou echt diepgang verleent aan het geheel. Bovendien haalt de montage de vaart eruit. De militaire campagne op Cuba wordt voortdurend versneden met een interview dat Guevara in 1964 aan Lisa Howard gaf, de voorbereiding op een speech voor de Verenigde Naties en de uiteindelijke speech zelf. Guevara zegt heel wat over zijn plannen en verdedigt zichzelf en de Cubaanse communistische revolutie, maar we komen niet te weten wat hem nou echt bewoog zich aan te sluiten bij Castros beweging. Zijn kritiek op het kapitalisme en Amerikaans imperialisme lijken vooral bedoeld voor het huidige Amerikaanse publiek.
Verder leren we gedurende de film weinig over de persoon Che Guevara, al is het beeld dat van hem geschetst wordt niet eenzijdig. Naast Che de revolutionair die tussen de gevechten door boeken leest en gewonden oplapt, krijgen we ook de ijskoude beul te zien die zonder pardon deserteurs laat executeren. Benicio Del Toro zet Guevara vooral neer als een zelfverzekerde, onbewogen doktersoldaat met idealen, zonder echt veel prijs te geven van het innerlijk van de man. Hierdoor komen zijn speeches af en toe pompeus over en is het in ieder geval na de oorlog pijnlijk om de misplaatste arrogantie van Guevara te zien, die schuilt in het idee dat hij en Castro als volksvertegenwoordigers wel zouden weten wat goed is voor het land. Uiteraard zonder naar het volk zelf te luisteren. Deze kritiek op Guevara lijkt echter volledig onbedoeld door de makers, die toch vooral bezig lijken te zijn met een vreemde hagiografie die niet in zijn opzet slaagt, noch echt inzicht in de beweegredenen van Guevara voor revolutie biedt. Misschien komt dat over een paar weken nog in Che: Part Two.