Een zingende non uit België die meer platen verkocht dan Elvis en The Beatles, en zelfs een tijdje de hitparade in de Verenigde Staten aanvoerde, het klinkt als een mooi sprookje. Het ongeloofwaardige levensverhaal van Soeur Sourire (Zuster Glimlach) werd door Hollywood al eerder verfilmd op het hoogtepunt van haar carrière. Ruim veertig jaar later blijkt met een nieuwe verfilming pas echt hoe oppervlakkig The Singing Nun eigenlijk was, en hoe fascinerend het leven van Zuster Glimlach.
Soeur Sourire geeft ons in tegenstelling tot The Singing Nun een integere vertelling van het leven van Jeannine Deckers. Wellicht durfde Hollywood dit in 1966 nog niet aan, of misschien zaten ze toentertijd gewoonweg te dicht op de gebeurtenissen om echt objectief te kunnen zijn. Feit blijft dat The Singing Nun niemand echt recht deed, Jeannine Deckers niet, maar ook de kerk niet, die veel te eenzijdig werd neergezet. Soeur Sourire neemt deze gemakkelijke weg gelukkig niet en het resultaat is een prachtig portret dat intrigeert en tot nadenken stemt.
In Soeur Sourire is niemand helemaal zwart of helemaal wit. Jeannine is geen heilige die in haar nobel streven wordt tegengewerkt door een koppige kerk. Jeannine is egoïstisch, hard en liefdeloos. Haar hele leven is ze op zoek naar liefde en acceptatie, maar juist zichzelf accepteren zoals ze is en anderen liefhebben blijkt lange tijd haar grootste probleem te zijn. Zo heeft Jeannine de mond vol over de harteloosheid van de kerk, maar ze kan zelf niet eens haar eigen familie vergeven voor conflicten uit haar verleden.
De katholieke kerk krijgt redelijk wat kritiek over zich heen, maar helaas op de geijkte manier. De film werkt keurig alle stereotypen over het kloosterleven af. Nonnen die sober leven terwijl de hoge geestelijkheid zich te goed doet aan bonbons, bisschoppen die vloeken als s nachts de telefoon gaat en een klooster dat het talent van Jeannine uitbuit om zelf rijk te worden - we zien alle clichés langskomen. Geruime tijd blijft de kerk dan ook een belangrijke, maar saaie speler in de film. Toch laat de film naarmate het verhaal vordert gelukkig steeds meer de andere kant van het klooster zien. In haar zoektocht naar zingeving is het uiteindelijk steeds de kerk die Jeannine richting geeft. En hoewel de moeder-overste (een glansrol van Chris Lomme) overkomt als een koude dame, laat ze op de momenten dat het er echt toe doet toch steeds subtiel haar liefde blijken.
Door vooral van Jeannine zo duidelijk de donkere, onsympathieke kant te laten zien, is Soeur Sourire een stuk depressiever dan het vrolijke The Singing Nun. Dit wordt nog versterkt doordat Soeur Sourire ook het leven van Jeannine na haar lancering als wereldster laat zien. Hier vervalt Soeur Sourire helaas een beetje in de afgezaagde verhaallijnen over seks, drugs en vergankelijke roem die zoveel biotopics kenmerken. De film had hier saai kunnen worden, maar gelukkig houdt het fenomenale acteer- en zangwerk van Cécile de France de film ook hier nog boeiend. Het feit dat Jeannine een eendagsvlieg is, wordt trouwens wel op de irritantst denkbare manier duidelijk gemaakt. De monsterhit Dominique blijft maar terugkomen en hoewel het zeker een aardig nummer is, komt het op een gegeven moment je strot uit. Als Jeannine op driekwart van de film eindelijk met een nieuw nummer komt, is dat een hele opluchting.
Soeur Sourire is geen gemakkelijke film. Als kijker moet je lang geduld hebben voordat je echt wordt meegezogen in het verhaal, vooral ook omdat de personages lange tijd zo onsympathiek of oppervlakkig blijven. Uitzondering hierop is Jan Decleir, die als vader van Jeannine elke seconde die hij in beeld is steelt met zo min mogelijk woorden. Maar gelukkig heeft Soeur Sourire een dusdanig interessant verhaal te vertellen dat je uiteindelijk geboeid zult blijven kijken. En met de manier waarop het levensverhaal van de echte Jeannine afliep in het achterhoofd, had Soeur Sourire zeker niet mooier kunnen eindigen.