In de ruim tweehonderd keer dat hij opdook in films en tv-series werd het personage Sherlock Holmes vaak in een filmnoir-achtige setting geplaatst. Een voor de hand liggende keuze, omdat het negentiende-eeuwse Londen nou eenmaal rijk is aan donkere straatjes, fabriekspanden en grijze rookpluimen. Door de tijd heen ontwikkelde Holmes echter een stoffig imago, omdat hij de misdaad bestreed met zijn intellect en niet met zijn vuisten. Anno 2010 kun je daar natuurlijk niet meer mee aankomen, zo moet Guy Ritchie hebben gedacht. De regisseur van hippe misdaadfilms als en voorziet de speurneus op verfrissende wijze van een hedendaagse wijsheid.
Al direct in de openingsscène, waarbij de kijker midden in de actie wordt gegooid, is duidelijk dat we hier met een energiekere Holmes te maken hebben dan voorheen. In een snelle montage, waarbij de camera door donkere straten raast, zien we hoe de detective samen met zijn trouwe metgezel Watson net op tijd een rituele moord weet te voorkomen. Het blijkt het werk van de mysterieuze Lord Blackwood, die ter plaatse wordt ingerekend en ter dood wordt veroordeeld. Wanneer hij uit de dood herrijst beginnen de problemen pas echt. Holmes, die niet gelooft in een bovennatuurlijke verklaring, komt een duistere samenzwering op het spoor die Engeland (en zelfs de wereld) bedreigt. De komst van Sherlocks oude vlam Irene Adler maakt het er niet makkelijker op.
Guy Ritchie hanteerde voor naar eigen zeggen het basisprincipe van de buddymovie in de traditie van . Watson is niet langer ondergeschikt aan Holmes, maar geeft hem in Ritchies versie zelfs flink tegengas. Dat levert een aantal ongemakkelijke momenten op, maar met Robert Downey Jr. in de titelrol, kan dat nooit lang duren. Downey gebruikt voor het verlevendigen van zijn personage namelijk zo veel karaktereigenschappen, dat hij af en toe meer een afspiegeling van zichzelf lijkt dan de speurneus met de aristocratische trekjes uit Arthur Conan Doyles verhalen. Storend is dat niet, want Downey toont ons een Sherlock die ook grimmig, geestig en egoïstisch kan zijn. Maar bovenal is hij intelligent, ook al lijkt die intelligentie hem eerder per toeval toebedeeld dan dat hij daadwerkelijk belezen is.
In visueel opzicht is zeker de moeite waard. Van Baker Street tot aan de Tower Bridge in aanbouw: alles is tot in de puntjes verzorgd. De grote aandacht die is besteed aan de vervaardiging van de kostuums vergroot de authentieke sfeer van het Victoriaanse Londen. Desondanks voelt de film bijzonder eigentijds aan. Dat komt onder andere door de visuele stijlmiddelen die Ritchie rijkelijk in zijn film heeft verwerkt, zoals de explosies in slowmotion. Alsof het een ware dans is, ontwijken Holmes, Watson en Adler splinters, vlammen en rondvliegend puin. Een ander aardig voorbeeld zijn de scènes waarin Holmes beredeneerde vuistslagen uitdeelt en daarbij in slowmotion stap voor stap zijn tegenstanders uitschakelt.
De karikaturale misdaadtypetjes en spitsvondige dialogen die Ritchies sierden, zijn hier in veel mindere mate aanwezig. Toch heeft de regisseur de personages aardig naar zijn hand weten te zetten, zonder het originele erfgoed al te veel te beschadigen. Holmes is immers de bekendste privédetective, dus moet er ook gespeurd worden. Gelukkig wordt de kijker hier niet mee in het diepe gegooid, want de voorvallen worden begrijpelijk verklaard en zijn zelfs aannemelijk. Het leidt Sherlock in ieder geval naar zijn ultieme confrontatie met Lord Blackwood.
De soundtrack van Hans Zimmer maakt het geheel af. De muziek weet perfect het midden te houden tussen het ondersteunen van de beelden van het Victoriaanse Londen, en het vasthouden aan de moderne flair die Guy Ritchie voor ogen had. Ritchie zelf heeft de deur voor een vervolg wagenwijd opengezet. En eerlijk gezegd, maakt hij ons best nieuwsgierig met de komst van Holmes aartsvijand Moriarty.