J. Edgar Hoover was vijftig jaar lang de machtigste man van Amerika. Toch is er weinig bekend over wat hem bewoog. Zelfs zijn seksuele voorkeur blijft een mysterie. Clint Eastwood pakt het groots aan met zijn film J. Edgar: hij probeert juist de focus te leggen op de persoonlijke kant van Hoover en inzicht te geven in zijn gecompliceerde karakter.
De film wordt verteld in de woorden van Hoover zelf, terwijl deze zijn memoires laat opschrijven. We zien hoe zijn carrière begint in 1919, een tijd waarin anarchisten bomaanslagen plegen. Zijn woede over deze aanslagen wakkert een dringende behoefte aan om Amerika te beschermen. Rechten zoals vrijheid van meningsuiting zijn daarbij voor hem van ondergeschikt belang. Zijn ambitie om de 'bad guys' op te pakken en zijn totale toewijding aan zijn baan zorgen ervoor dat hij promotie blijft maken. Hij mag zelfs een nieuwe afdeling oprichten, die later de FBI zal worden. Hoover vertelt in voice-over hoe hij nieuwe onderzoeksmethodes toepaste en de eerste was die een database liet aanleggen van onder meer vingerafdrukken. Al snel verandert zijn beschermingsdrang in paranoia en machtsmisbruik.
Door sprongen in de tijd krijgen we een beeld van Hoover vanaf zijn jonge jaren tot zijn dood. Dankzij klassieke verouderingstechnieken (visagie en protheses) is Leonardo DiCaprio in staat om Hoover gedurende die hele periode te vertolken. DiCaprio weet zich geheel in J. Edgar in te leven en de metamorfose van ambitieuze jongeling tot paranoïde oudere man totaal geloofwaardig over te brengen. Hoewel er niet veel bekend is over het privéleven van Hoover, wordt aan de hand van kleine aanwijzingen getoond wat er waarschijnlijk speelde. Zo zien we hoe de machtigste man van Amerika tot op late leeftijd bij zijn moeder in huis blijft wonen. We zien ook hoe hij geen enkele seksuele interesse heeft in vrouwen, zelfs niet in mooie actrices die alleen al vanwege zijn status graag de lakens met hem zouden willen delen.
Ook de meest opmerkelijke relatie van Hoover komt uitgebreid aan bod. Clyde Tolson was Hoovers nummer twee bij de FBI en zijn constante compagnon. De twee lunchten en aten elke dag samen, gingen samen naar nachtclubs (zonder daar achter de dames aan te zitten) en gingen altijd samen op vakantie. Na zijn dood liet Hoover alles na aan Tolson. Men gaat er vanuit dat Tolson en Hoover een relatie met elkaar hadden, maar concreet bewijs is er niet. Dat komt omdat Hoover indertijd iedereen die ook maar insinueerde dat hij homo was, de mond snoerde. In J Edgar komt duidelijk naar voren dat Hoover daarbij geen morele principes had. Eastwood had echter geen film over Hoover kunnen maken zonder de relatie met Tolson centraal te stellen. Eastwood weet op sublieme wijze te laten zien hoe belangrijk de twee voor elkaar zijn, zonder het direct te benoemen. Ze zijn gewoon altijd samen. Tolson is de steun die Hoover nodig heeft en Hoover zorgt op zijn beurt weer voor Tolson. Dat de relatie zo mooi over komt, is te danken aan de goede keuze voor de rol van Tolson. Armie Hammer weet hem prachtig neer te zetten en de wisselwerking tussen hem en DiCaprio behoren tot de meest meeslepende en emotionele momenten van de film.
In de uitwerking van de Tolson-Hooververhouding en de algehele casting is Eastwood dus helemaal geslaagd. Verder weet hij feilloos de sfeer van de jaren twintig en dertig, waar een groot deel van het verhaal zich afspeelt, weer te geven. Toch valt J. Edgar, zeker vergeleken met eerder werk van Eastwood, erg tegen. Hoeveel inzage Eastwood ook probeert te geven in het karakter van Hoover, de man is veel te complex om in twee uur samen te vatten. Bovendien is er toch te weinig over hem bekend. Het is hierdoor vooral een film geworden voor mensen die al iets van Hoover afweten. Zonder achtergrondinformatie wordt het een erg verwarrende film. De constante sprongen in de tijd, vooral tijdens het laatste uur van de film, helpen ook niet daarbij. Op papier had dit een nieuw meesterwerk van Eastwood kunnen zijn, maar het blijft bij een goede poging.