Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw zette een jonge IJslandse man de internationale wetenschappers voor een volslagen raadsel. Gulli was tweeëntwintig jaar oud toen de vissersboot waarop hij werkte kapseisde en zonk in de buurt van de Westmaneilanden. Hij overleefde als enige de ramp en bracht uren in het water door dat nog net boven het vriespunt lag. De forsgebouwde Gulli zwom op eigen houtje kilometers naar de kust en sleepte zich vervolgens over land naar zijn redding. Volstrekt onmogelijk, volgens de mensen die er verstand van hebben. Er werd dan ook ernstig getwijfeld aan het verhaal van de zeehondenman, zoals Gulli door de media genoemd werd. Hij groeide echter uit tot een nationale held.
Mede-IJslander Baltasar Kormákur is al vanaf zijn jeugd gefascineerd door het wonderbaarlijke verhaal van Gullis soloactie. De regisseur kreeg hernieuwde interesse in het verhaal toen hij een toneelbewerking ervan zag. Ontevreden met de uitwerking ervan besloot Kormákur zelf een biopic over Gulli te maken. Het werk van de regisseur, dat momenteel acht speelfilms beslaat, is veelzijdig. Hij brak in 2000 door met zijn debuut 101 Reykjavik en probeerde het na The Sea ook in Hollywood. Zijn bekendste werk bij het popcornpubliek is de vorig jaar verschenen misdaadthriller Contraband. Kormákur wisselt Engelstalige producties af met kleinere IJslandse werkjes, waarbij het rauwe ongepolijste Jar City uit 2006 bijzonder aan te raden is. The Deep is een mix van de verschillende kanten die Kormákur tot nu toe van zichzelf heeft laten zien.
Waar Kormákur in The Deep de accenten wil leggen is niet helemaal duidelijk, misschien wel omdat hij zo veel verschillende invalshoeken kiest. De opmaat naar de catastrofale scheepsramp is chaotisch. Het is lastig vat krijgen op het milieu van ruwe zeebonken, die met elkaar de kroeg induiken, rotzooi trappen en hun roes uitslapen alvorens weer het ruime sop te kiezen. Gulli woont nog in zijn ouderlijk huis, terwijl zijn beste vriend, tevens collega, een heel gezin te onderhouden heeft. De scènes aan boord zijn al net zo hectisch en eigenlijk komt er pas rust in de tent als Gulli en een aantal van zijn medebemanningsleden zich vastklampen aan de omgeslagen kiel van hun vissersboot. Gulli is aan zichzelf overgeleverd en hem wacht een verbeten, schier onmogelijke strijd in het ijskoude zeewater.
The Deep gaat vervolgens over op de Cast Away-stand, veruit het meest indrukwekkende deel, waarbij de overlevingsgezinde Gulli fragmenten uit zijn leven aan zich voorbij laat gaan en zich mentaal optrekt aan een zeemeeuw. Hoofdrolspeler Ólafur Darri Ólafsson spreekt de overpeinzingen van zijn personage hardop uit. Hij kan de belangrijkste zaken in zijn leven niet afmaken als hij nu het loodje legt. Hij zou graag eerst zijn schulden aflossen om te voorkomen dat zijn moeder ervoor op moet draaien. Kormákur en zijn co-scenarist gaan niet gelijk op de filosofische toer. Gulli is immers een nuchtere arbeider die een aantal praktische zaken en herinneringen uitlicht, zoals een dramatische vulkaanuitbarsting uit Gullis jeugd waarbij zijn hele eiland geëvacueerd moest worden. Kormákur permitteert zich hierbij enige vrijheid, al baseerde hij zich wel op interviews met de echte Gulli die ook tijdens de aftiteling te zien is.
Kormákur heeft ingezien dat anderhalf uur kijken naar een dobberende IJslander niet bijster veel mogelijkheden biedt. Toch komt de krachtige, bezinnende toon van Gullis topprestatie in het gedrang omdat er nog ruimte moet zijn voor een derde akte. Het laatste half uur wordt ingenomen door Gulli het wetenschappelijke wonder en wordt in rap tempo afgeraffeld. The Deep is niet Kormákurs sterkste werkje. Het hinkt op te veel gedachten en is onrustig van opzet. De drie bedrijven waaruit hij is opgebouwd contrasteren sterk met elkaar, waardoor de filmmaker het zichzelf onmogelijk heeft gemaakt om een goede balans op te bouwen. Dit wordt voor een groot deel rechtgetrokken door de krachtige vertolking van de hoofdrolspeler en het beeldschone camerawerk.