Viva la Libertà
Recensie

Viva la Libertà (2012)

De ster van La Grande Bellezza speelt een magistrale dubbelrol in deze politieke satire. Het had allemaal alleen nog wel een tikkeltje venijniger gemogen.

in Recensies
Leestijd: 2 min 51 sec
Regie: Roberto Andò | Cast: Toni Servillo (Enrico Oliver/Giovanni Ermani), Valerio Mastandrea (Andrea Bottini), Valeria Bruni Tedeschi (Danielle), e.a. | Speelduur: 94 minuten | Jaar: 2013

De moderne politiek wordt niet meer zozeer bepaald door wat politici inhoudelijk te zeggen hebben, maar hoe mediageniek ze zijn. Ongrijpbare concepten als charisma en optredens in de media zijn belangrijker geworden dan het goed verwoorden en uitdragen van de partijlijn. Wie het hardst schreeuwt of het meest opzien baart krijgt het stemvee achter zich. In de Italiaanse politiek weten ze hier alles van. Hier in Holland begrijpen we weinig van het vertrouwen dat Silvio Berlusconi keer op keer weer bij zijn kiezers wist op te roepen. Ondanks groeiende kritiek scharen nog veel Italianen zich achter de mediamagnaat en politicus. De Italiaanse politiek wordt op de hak genomen in Viva la Libertá (Leve de Vrijheid). Regisseur Roberto Andò illustreert hierin dat het niet om de boodschap gaat maar om de uitdrager, zelfs als het een clown is.

De politieke praktijken zijn doortrapt en smerig in Andòs beleving. Tijdens een congres wordt oppositieleider Enrico Oliveri door toedoen van zijn politieke tegenstanders met de rug tegen de muur gezet. Er is een vrouw ingehuurd die Oliveri compleet van zijn à propos brengt. Dit soort spelletjes is de partijbons wel gewend, maar met de verkiezingen in aantocht kiest Oliveri het hazenpad. Hij zoekt zijn toevlucht bij een oude vriendin in Parijs. Tijdens zijn afwezigheid probeert assistent Andrea Bottini de plotselinge afwezigheid van de politiek leider te verklaren. Een kleine medische ingreep, maakt hij de media duidelijk, maar Oliveri zal weer snel zijn gezicht laten zien. Als dit uitblijft besluit Bottini in overleg met Oliveri’s vrouw de zonderlinge tweelingbroer van de politicus op te laten draven. Giovanni Ermani heeft al geen jaren meer contact met zijn broer gehad, maar de aan een psychische stoornis leidende filosofiedocent kan de lol van een identiteitsverwisseling wel inzien.

Giovanni is een complete mafkees, die met veel elan de menigte toespreekt. Andò weet met slechts een handjevol geniaal gestoorde speeches duidelijk te maken dat je de kiezers op de hand krijgt met veel theater en vage, maar goedklinkende beloftes. Beloftes die mooi klinken, maar natuurlijk nooit te verwezenlijken zijn. Zowel Enrico als Giovanni worden gespeeld door de beste Italiaanse acteur van dit moment, die floreerde in de beste Italiaanse film van de afgelopen tien jaar. Toni Servillo, die we allemaal kennen van La Grande Bellezza, speelt een magistrale dubbelrol. De contrasten tussen de twee tweelingbroers kunnen haast niet groter zijn. Het verbluffende is dat Giovanni de hele goegemeente bovenop de stoelen te krijgen, inclusief de argeloze partijgenoten van zijn tweelingbroer.

Andò blijft jammer genoeg wat steken in het politiek-maatschappelijke statement dat hij wil maken. Het is dan uiteindelijk de komedie die het wint van de tragikomedie, terwijl deze twee disciplines nu juist zo perfect in balans zijn in de eerste helft van Viva la Libertà. Het venijn bij dit soort satirische drama’s hoort hem in de staart te zitten. Bovendien zijn de karakterontwikkelingen van de beide broers, die lijnrecht tegen elkaar in gaan net een tandje te voorspelbaar. Enrico wordt volledig zen met zichzelf en laat zijn remmingen varen, terwijl Giovanni, genietend van het succes dat hij onverwacht oogst, juist steeds normaler en menselijker wordt. Dit werkt een nodeloos sentimenteel feelgoodeinde in de hand. De vertolking van Servillo blijft net als bij zijn meesterlijke rol in La Grande Bellezza echter een puur genot om naar te kijken.