Marjoleine Boonstra verzamelt verhalen. Op haar trektochten door Centraal-Azië maakte ze kennis met de bewoners van de uitgestorven steppen. Met mensen die zich aanpassen aan droogte, wind en isolatie en die zo goed als dat kan, overleven. De rode draad in de film is de kurai, een tuimelkruid. De kale, breekbare takken van dit zwervende struikje worden geduwd door de wind en dolen door de leegte. Kurai Kurai is een verhalenbundel: over mensen in Kirgizië en het leven van ons allemaal.
Marjoleine Boonstra is fotograaf en documentairemaker. Geïnspireerd door het boek Dzjan van Andrej Platonov trok ze door Centraal-Azië, op zoek naar een synergie tussen mens, dier en natuur. Resultaat was het boek Koeraaj Koeraaj, waarin haar fotos aangevuld met verhalen van Céline Linssen een verborgen wereld blootleggen. Samen schreven ze het scenario voor Kurai Kurai en brengen zo de droge zoutvlaktes van Kirgizië tot leven.
De reis door dit onherbergzame landschap begint bij Emo. Zijn geliefde is zwanger, maar ze weet niet wie de vader is. Zonder bedenkingen noch een simpele blik over zijn schouder vertrekt hij. Weg van Vera, terug naar zijn geschiedenis. Hij laat de stad achter zich en komt terecht in een rauw stuk natuur. Door zijn hoofd spoken de woorden van zijn moeder, de verhalen over zijn vader en de permanente ruis van de kurai die het uitgestrekte landschap domineert. Het geheel komt over als een sprookje, als een natuurfilm met een vleugje magie.
Emo reist op de bonnefooi. Zijn pad wordt bepaald door toevallige ontmoetingen; elke kennismaking opent een nieuwe deur. Hij trekt door de vlaktes als een zwerver, hij laat zich als een veertje blazen door de wind. Hij is als de kurai, een stille kracht die moeiteloos ieders geheimen weet te ontfutselen. Het mooiste is dat van de sterke Sufyani die niet zomaar door de zandstormen struint, maar haar overleden zoon nog in leven waant. Ze weet dat hij er niet meer is, maar durft het niet te geloven. Het is één van de overlevingsstrategieën van de wijze figuren die Emos blik op de wereld steeds met een andere stift weten in te kleuren.
Na een tijdje vergaat die sprookjesachtige flair en transformeert de film tot een documentaire. De personages linken sterk aan die in Boonstras fotoboek en overschaduwen Emo, die slechts een schakel tussen de portretten wordt. Natuurlijk, hij is de lijm van de verschillende stukjes en ja, de conclusie behelst Emos persoonlijke ontwikkeling, maar de levenswijze van de mensen op zijn tocht vormen het echte verhaal. De personages van Emo en Vera lijken overbodig, een gezamenlijke verleden van het koppel ontbreekt. Samen blijven de twee op een afstand. De ware hoofdpersonages zijn de Kirgiziërs, op hun motors, kamelen of in een oude trein.
Die belevingen zijn soms langdradig, maar visueel permanent interessant. Geelgrijze zandheuvels steken af tegen helderwitte zoutpannen, de kille wind is even voelbaar als de knapperende vuurvonkjes in de nacht. Het verlangen is groot om te verdwalen in de leegte en de weidsheid van Kirgizië, om in de kou tegen een kamelenvacht aan te leunen en in kleermakerszit bij de eettafel aan te schuiven. Maar Emos zoektocht is zoetsappig, het gaat allemaal net een versnelling te traag en de betovering wordt verbroken. Was het maar een documentaire geweest, dan was de boodschap nog harder binnengekomen.