Wie denkt dat Reykjavik een knus en kneuterig stadje is waar iedereen het goed heeft en criminaliteit niet bestaat, is na het kijken van het rauwe Beautiful Beings een illusie armer. Regisseur Guðmundur Arnar Guðmundsson komt na het idyllische Heartstone opnieuw met een sterke coming-of-agefilm, maar laat dit keer een heel ander IJsland zien.
Addi, Konni en Siggi zijn onafscheidelijk. Allemaal jongens uit gebroken gezinnen, opgroeiend in morsige flatjes aan de rand van de stad. Addi is het normaalst van de drie, wat zoveel wil zeggen dat hij als enige niet thuis afgeranseld wordt. Hij is het gevoeligst ook, wat gezien zijn paranormaal begaafde moeder niet gek is. Birgir Bjarkason, die Addi speelt, heeft veel weg van de jonge River Phoenix trouwens. Niet alleen qua uiterlijk, maar ook in zijn spel en mimiek, met dezelfde combinatie van kwetsbaarheid en bravoure.
Het is Addi die aan het begin van de film besluit om Balli op te nemen in de groep, een scharminkel van een joch dat op school stelselmatig gepest en vernederd wordt. Balli's thuissituatie is zo niet nog ellendiger: vader zit in de bak, moeder is altijd weg en zijn huis is één grote gore bende. Dat Addi en zijn vrienden met hem omgaan, is in eerste instantie puur uit opportunisme. Bij Balli kan en mag alles, een uitstekende uitvalsbasis om een beetje te blowen en te lanterfanten.
Het eerste uur is vooral een losse verzameling van rake scènes die het leven van de jongens schetsen. Vechtpartijtjes, feesten, meisjes het hof maken, de hoogte- en dieptepunten uit het leven van een vijftienjarige. Onstuimig, maar nog niet grimmig. Dat wordt het als Konni, de rouwdouwer van het stel, zich op een vreselijke manier in de nesten werkt en in het krijt komt te staan bij groep oudere jongens. En dat wordt nog erger als Balli's onberekenbare vader uit de gevangenis ontslagen wordt en weer thuis komt wonen.
Het is allemaal van een rauwheid die zeldzaam is in de Scandinavische cinema, waar toch meestal de sores van de 'happy few' centraal staan. Geen zorgvuldig gedecoreerde houten huizen in deze film, maar smoezelige flats vol asbakken en afgeragde bankstellen. Gebroken gezinnen die gebukt gaan onder drankzuchtige vaders, goedbedoelende maar afwezige moeders, zonen die afglijden langs een spiraal van geweld - Beautiful Beings heeft meer gemeen met het Britse sociaalrealisme van een Ken Loach dan de fijnbesnaarde Noordse melodrama's die hier meestal in de bioscopen draaien.
Guðmundssons regie is dan weer impressionistischer dan die van zijn Britse collega's. Zeker in de kalmere scènes is het camerawerk prachtig vloeiend en is het kleurgebruik op het bedwelmende af. Het zijn welkome rustmomenten in een film die soms uit zijn voegen barst van puberale branie.