Persona Non Grata
Recensie

Persona Non Grata (2021)

Deens familiedrama spint garen bij scènes vol sociaal ongemak en oud zeer.

in Recensies
Leestijd: 2 min 43 sec
Regie: Lisa Jespersen | Scenario: Lisa Jespersen en Sara Isabella Jønsson Vedde | Cast: Rosalinde Mynster (Laura/Irina), Anne Sofie Wanstrup (Catrine), Adam Ild Rohweder (Jannik), Bodil Jørgensen (Jane), Jesper Groth (David), e.a. | Speelduur: 91 minuten | Jaar: 2021

Laura heeft een nieuwe naam: Irina. En dat niet alleen, ze heeft ook een nieuw kapsel. Moeder vindt het maar niks: "Van achteren lijk je net een jongetje", zegt ze enigszins teleurgesteld terwijl ze de bloempotcoupe van haar dochter bekijkt. Zo begint Persona Non Grata, een Deens familiedrama dat flink garen spint bij scènes vol sociaal ongemak en oud zeer.

Die identiteitsverandering van Laura is natuurlijk niet zomaar: vroeger, toen ze nog op de basisschool zat, werd ze aan de lopende band gepest door haar klasgenootje, ene Catrine. Nu Laura - ahum - Irina in de grote stad woont, kan ze dat nare verleden eindelijk een beetje laten rusten. Ze heeft zich opgewerkt als romanschrijfster en met haar nieuwe boek 'Verhalen van de Buitenkant' probeert ze nu definitief af te rekenen met haar demonen.

Persona Non Grata omspant slechts enkele dagen, waarin we zien hoe Irina terugkeert op het erf van haar ouders en daar meehelpt met de voorbereidingen voor een bruiloft. Broer Jannik is de gelukkige die gauw in het huwelijksbootje zal treden met iemand die Irina helaas maar al te goed kent: Catrine! Dat zet de verhoudingen uiteraard meteen op scherp, maar ook los van die oude bakvissenvete wil het maar niet soepel lopen tussen Irina en haar conservatieve familieleden.

De drieëndertigjarige Lisa Jespersen, die met Persona Non Grata haar debuut als speelfilmregisseuse en -scenariste maakt, baseerde haar tragikomische drama losjes op eigen ervaringen. Ook zij groeide op in een klein boerendorp op het platteland van Denemarken en verhuisde op latere leeftijd naar de grote stad om een carrière in de kunsten na te jagen. Dat ze weet waar ze het over heeft, is aan alles in de film af te lezen.

Haar drama is een soort milde variant van Festen (1998), dat rampzalige, maar heerlijk pijnlijke dinertje waar Jespersens landgenoot Thomas Vinterberg ons eerder mee opzadelde. De dialogen zijn soepel en gevat, het spel van de acteurs lekker naturel en de documentaire-achtige manier van filmen helpt bij het creëren van dat beoogde realisme. En natuurlijk hoort daar net als in Festen een nare onthulling bij, die de kijker met plaatsvervangende schaamte in zijn bioscoopstoel ineen zal doen laten krimpen.

Knap is ook dat Jespersen zich niet laat verleiden om stellig één kant te kiezen. Of het nou gaat om stedelingen of provincialen, progressieven of conservatieven, theoretisch of praktisch geschoolde mensen; iedereen krijgt hier wel op een of andere manier zijn vet. Wel kun je daar tegenin brengen dat de personale aftekeningen soms nét iets te zwart-wit en stereotiep aanvoelen.

Boeren zijn onbehouwen types die de godganse dag bier zuipen, kleiduifschieten en op hun tractor rondscheuren, terwijl alle stedelingen overkomen als veganistische, snobistische boekenwurmen die zich enkel bekommeren om klimaatverandering en genderidentiteit. Daar schuilt natuurlijk enige vorm van waarheid in, maar het zorgt er ook voor dat de personages soms aanvoelen als containers waarin allerlei ideële opvattingen zijn gedumpt. Iets meer nuance zou fijn zijn geweest, dan hadden we tegen het einde wellicht ook wat meer begrip voor hen kunnen opbrengen.