Eind jaren tachtig was Michael Hutchence een charismatische superster en de drijvende kracht achter het wereldwijde succes van de Australische band INXS. Amper tien jaar na hits als Never Tear Us Apart, New Sensation en Suicide Blond, werd Hutchence dood in zijn hotelkamer gevonden. De documentaire Mystify, genoemd naar een andere hit van de band, probeert tot een verklaring te komen voor hoe het toch zo fout kon gaan met een man die alles mee leek te hebben. Belangrijk hiervoor lijkt het scheppen van orde in de chaos die het leven van Hutchence was. De film slaagt daar maar gedeeltelijk in.
De jaren tachtig zijn, met name in de muziekindustrie, een wolk van glitter, heroïne en glamour, waarin extravagante acts met een klassieke mix van seks en rock-'n-roll hele stadions vol gillende tienermeisjes wisten te krijgen. Zo ook INXS, en niet in de laatste plaats vanwege het ontwapenende charisma van frontman en vrouwenverslinder Hutchence. Een verlegen jochie, vertelt zijn moeder ons, tot hij het podium op mocht. Dan kwam er een performer van wereldklasse in hem naar boven. De beelden die over het scherm knallen bevestigen het. En knallen doet het, met name het eerste halfuur waarin regisseur en goede vriend Richard Lowenstein toont hoe INXS en Hutchence wervelend hun grootste successen eind jaren tachtig vieren.
Het blijkt alleen lastig een rustpunt te vinden, een houvast in de reeks vrouwen, vrienden en collega's van Huthence die aan het woord gelaten worden om beurtelings de voice-over te verzorgen. Tot uitgerekend Kylie Minoque, mede-Australiër en kroonprinses van de pop, haar entree maakt. Een entree die zowel in het leven van Hutchence als in de film zorgt voor de inmiddels hoognodige adempauze na het overweldigende geraas van de stormachtige doorbraak. En hoewel de film na deze adempauze uiteindelijk weer een tempo vindt, blijkt dit voor Hutchence tragisch genoeg anders te zijn. Het succes van INXS blijkt kortstondig, de kaars een fakkel die snel opgebrand raakt en waarvan alleen de as nog jarenlang rokend ligt na te smeulen. Hutchence' leven verzandt in een aaneenschakeling van misfortuin, schandalen en fysieke malheur, tot hij geen andere uitweg ziet dan een zelfgenomen besluit om te stoppen. Met alles, maar vooral met het leven.
Richard Lowenstein krijgt het voor elkaar om een compleet beeld te scheppen van Hutchence' bestaan, vooral dankzij volledige medewerking van familie, geliefden, bandleden, vrienden en vijanden. Van elk verhaal is beeld. Er is altijd iemand die erbij was en wil vertellen hoe iets precies gebeurde. Dit levert dan ook een aantal onthullingen op die drie decennia geleden moeiteloos de voorpagina van de roddelbladen hadden gekleurd. Maar tegelijkertijd is het iets dat Lowenstein, en daarmee de film, enorm in de weg zit. Hij wil te veel vertellen, te veel goedpraten en krijgt het niet voor elkaar om uit de ontelbare uren aan beschikbaar beeld en geluid een gestroomlijnd verhaal te smeden. Wat hij wel voor elkaar krijgt is dat het publiek meningen zal vormen en dat deze ongetwijfeld uiteenlopend zullen zijn. Meningen over de film, over roem en over de gevolgen van roem. Maar toch vooral ook over Michael Hutchence. En hoewel hij hierin goed slaagt, is het nog maar de vraag of Lowenstein het op die manier bedoeld heeft.