We moeten het er toch even over hebben, want er staat een olifant in de kamer van Jandino Asporaat. Wendy van Dijk zei onlangs bij Pauw dat ze het niet meer in haar hoofd zou halen om nog de Japanse Ushi te spelen. Jandino Asporaat heeft lak aan de al of niet terechte politieke correctheid ten aanzien van verschillende nationaliteiten. Indiërs, Antillianen, racistische volkse Rotterdammers, Turken, de adel en Chinezen: alles en iedereen moet eraan geloven in Bon Bini Holland 2. Maar is het daarmee acceptabel?
Robertico heeft het prima voor elkaar op Curaçao. Hij staat op het punt om zijn mooie vriendin, telg van een rijke hotelfamilie, ten huwelijk te vragen. Het loopt allemaal net wat anders: vriendin Noëlla wil een time-out en vertrekt naar Nederland. Haar vader heeft daar net een hartaanval gehad, uitgerekend toen Robertico hem aan de telefoon om de hand van zijn dochter vroeg. Omdat palief het rustig aan moet doen neemt Noëlla de organisatie van een benefietgala voor weeskinderen op zich. Ze moet hierbij samenwerken met de gladde Christiaan, een weldoener van adel en Robertico's grote rivaal.
Olifant of niet: er zijn momenten dat de stereotypen die grapjas Jandino Asporaat op de hak neemt eigenlijk best grappig zijn. Gerrie uit Rotjeknor (nog steeds onherkenbaar als Asporaat) is de belichaming van de hypocriete vreemdelingenhater die maar wel al te graag een warm klimaat opzoekt. Typetje Judeska voert nog steeds geen moer uit achter de balie van een fastfoodrestaurant en is vooral luid, veel en 'onbeskofd'. Toen Asporaats eerste speelfilm verscheen, waren de maatschappelijke discussies nog maar net op gang gekomen. Drie jaar later is het op sommige momenten vooral ongemakkelijk.
Dit ongemak gaat niet alleen schuil achter de clichés van verschillende nationaliteiten, maar komt ook voort uit de geforceerde humor. De glimlach maakt dan plaats voor schaamte van het plaatsvervangende soort. Zoals bij dit soort komedies regel is, fungeert het verhaal als kapstok voor flauwe grappen. De grofgebekte Judeska doet eigenlijk steeds hetzelfde, maar Asporaat komt ermee weg omdat hij de zaken zo vet aanzet dat zelfs kinderen eraan moeten geloven.
Maar de komiek vergaloppeert zich aan de vele personages die hij speelt. Nieuwkomer is de Turkse kleermaker Ahmet. De grapjes die hij maakt rondom de Turkse taal en accent (dat vaak helemaal niet Turks klinkt) en de gelijkenis tussen Turkse klanken en Nederlandse schuttingtaal is beledigend voor de intelligentie van de kijker. Welhaast nog pijnlijker zijn de grappen rondom een Chinese zwendelaar die overigens wordt gespeeld door een acteur met Vietnamese roots. Ach, alle Aziaten zijn hetzelfde, toch Jandino?
De kracht maar gelijk ook zwakte van de personages is dat ze precies zeggen wat ze denken, zelfs als dit tegen zere benen of tere zieltjes aantrapt. Het dubbele zit hem in de fijne lijn tussen satire en beledigingen en tussen parodie en slechte smaak. Hierin weet Asporaat niet de juiste balans te vinden, wat gaandeweg steeds evidenter wordt. Zelfs bij de kaaskoppen is het zo plat als een dubbeltje. Je vraagt je toch werkelijk af wat iemand als Lone van Roosendaal bezielt om een altijd geile wulpse cougar te spelen. Plot schiet er dan bij in, want gesteggel rondom een peperdure ring wordt wel heel onduidelijk afgewerkt.
De regie is in handen van ex-soapie Jon Karthaus en die weet al deze smakeloosheid nog best aardig in beeld te brengen. Over smaak valt niet te twisten, maar waarom een komediant als Jandino Asporaat geld en middelen krijgt om weer een film als deze op te leveren die gedicteerd wordt door de gemakkelijke weg blijft de grote vraag. Dit is makkelijk scoren met als gevolg humor die meer pijn aan de oren en ogen doet dan Judeska's enorme nepnagels die tergend langzaam over een schoolbord krassen.