Een introvert Noors knulletje van amper dertien jaar oud presteerde het in 2004 om de Russische schaakmeester Garri Kasparov peentjes te laten zweten. Zelfverzekerd leunde puber Magnus Carlsen achterover, terwijl zijn tegenstander het heel moeilijk had. De partij in het IJslandse Reykjavik resulteerde uiteindelijk in remise, maar lanceerde wel Carlsen als het meest veelbelovende schaaktalent in decennia.
De Noor onderscheidt zich van zijn tegenspelers met zijn vermogen om intuïtief te werk te gaan, waar anderen putten uit historische partijen, computeranalyses die ze uit hun hoofd hebben geleerd of het vermogen om tientallen stappen vooruit te denken. Magnus Carlsen groeide uit tot een waar fenomeen dat het zelfs schopte tot kledingmodel. De schaaksport was opeens weer hip en half jeugdig Noorwegen stortte zich op het nobele strategische spel. In de veel te korte documentaire die Carlsens voornaam draagt zien we het ontstaan van een fenomeen.
Doordat Magnus al in zijn kindertijd tamelijk teruggetrokken van aard was, komt vooral zijn vader aan het woord. Hij verhaalt over de zorgeloze vakanties die het gezin Carlsen maakte in de Noorse bergen. Hierbij viel al op dat Magnus dikwijls in zichzelf gekeerd was. Hij maakte deel uit van een harmonieus gezin, maar er was toch altijd een afstand tot zijn twee oudere zussen.
Toen Magnus als jong kind een legotrein cadeau kreeg was hij hierdoor uitermate gefascineerd. Hij lag zelfs na het bouwen uren in zijn bed na te denken over alle mogelijkheden die de bekende Deense steentjes boden. Dit gaf zijn vader het idee om zijn zoon achter het schaakbord te zetten. De man gaf zelfs zijn baan op om Magnus over de wereld te begeleiden voor de meest prestigieuze toernooien. In thuisland Noorwegen groeide Magnus uit tot een ster en na het keerpunt in Reykjavik had de rest van de wereld ook door dat dit een talent was om voor te vrezen.
Waarom Magnus Carlsen nou zo geschikt was voor het schaakspel wordt in dit portret van Benjamin Ree niet echt duidelijk gemaakt. Het leek vooral een manier om hem uit een isolement te halen en zijn cognitieve vermogens optimaal te benutten. De documentairemaker uit deze veronderstelling liever met sterke staaltjes van zijn kunnen, zoals blind simultaanschaken tegen tien academici, of een uitleg dat de mogelijkheden op het schaakbord na een zet of twee al eindeloos zijn en dat het overzicht en de schema's die Carlsen in zijn hoofd ziet van onvoorstelbaar niveau zijn.
Alles bouwt op naar een zinderende finale, waarin Carlsen uiteindelijk de wereldtitel afpakt van de Indiase schaker Viswanathan Anand. De strijd die hierbij plaatsvindt is minstens net zo spannend als bij een voetbaltoernooi. Prachtig om te zien is dat Magnus zichzelf ontspant door juist zijn familie op te zoeken en flauwe kinderliedjes over springende kangoeroes te zingen. Teruggaan naar zijn kindertijd is voor hem de ultieme manier om de stress van zich af te schudden.
Het is jammer dat Rees documentaire vooral wordt geleid door het commentaar van pa Carlsen en dat de schaakheld zelf heel weinig aan het woord komt. Wellicht had de filmmaker geen andere keus, want Magnus, die altijd wel met een schaakpartij in zijn hoofd bezig is, wil gewoon zijn grote passie uitvoeren en er niet al te veel woorden aan vuilmaken. Ook met deze complicatie is Magnus een ontzagwekkend portret van een weergaloos fenomeen dat ook op mensen die niets weten van het schaakspel een enorme aantrekkingskracht zal uitoefenen.