The Player
Recensie

The Player (2009)

De meest persoonlijke documentaire van John Appel over oplichten, gokken en af en toe een kansje wagen.

in Recensies
Leestijd: 2 min 40 sec
Regie: John Appel | Cast: Harry Engels, Harry Hofland, Ted Stolzenbach e.a. | Speelduur: 85 minuten | Jaar: 2010

John Appel bewees met Zij Gelooft In Mij (1999) een groot portretmaker te zijn. Met deze fantastische film over André Hazes verwierf hij bovendien landelijke naamsbekendheid als documentairemaker. The Player, gekroond tot ‘beste Nederlandse documentaire’ op het IDFA, wordt dan ook aangekondigd als ‘de nieuwe John Appel’. Het is een zeldzaamheid in het Nederlandse documentaireland. Dat is voor een groot deel onterecht, zo bewijst The Player maar weer eens.

De documentaire opent met een brief die John Appel van zijn vader kreeg, een half jaar voor hij stierf. Appel omschrijft hem als een avonturier, iemand die zo af en toe een kansje waagt en altijd beslissingen neemt waar een zeker risico aan verbonden is. De verhalen en anekdotes die hij over zijn vader vertelt, variëren van hilarisch tot ontroerend maar zijn alle extreem en bijna te absurd om waar te zijn.

Naast het portret van zijn vader, dat met foto’s en oude videobeelden visueel ondersteund wordt, toont Appel een portret van Harry Engels, bookmaker bij de paardenrennen. Een excentrieke man die houdt van lol maken en een beetje spanning op z’n tijd, maar altijd de grenzen heeft gekend. Het portret van de oplichter Harry Hofland is de andere kant van het gokken. Hij houdt ook van de spanning, maar dan zonder de grenzen. Hij zit al meer dan tien jaar in de gevangenis en heeft ook daarvoor al meerdere keren gezeten. Terwijl hij eerst vertelt dat hij nu echt zijn leven wil beteren, horen we enkele minuten later dat hij opnieuw verdacht wordt van oplichting vanuit de gevangenis. Hij kan zichzelf niet beheersen, zo zegt hij zelf ook. Dit geldt ook voor de verslaafde gokker Ted Stolzenbach. Hij pokert en heeft financieel meerdere keren de bodem gezien. Het is de drang om te spelen die hem telkens weer naar het casino trekt, zo legt hij uit.

De portretten van de drie heren, naast de vader van Appel, zijn wonderschoon. De mannen worden puur en eenvoudig neergezet. Appel weet met zijn rustige stem en uitstraling (al is hij zelf eigenlijk niet in beeld) de mannen op een open manier over zichzelf te laten praten. Ze kijken beschouwend naar hun leven en manier van handelen, terwijl ze ondertussen net zo hard toegeven en vervolgens ook laten zien, dat ze niets kunnen veranderen aan hun drang het risico op te zoeken. Ze zijn ‘spelers’ in hart en nieren.

Veel minder interessant eigenlijk, maar wel even vermakelijk, is het portret van Appels vader. Doordat we alleen wat extreme verhalen horen, krijgen we nooit een goed beeld van hem. Hij blijft een soort karikatuur. Toch boeit de documentaire door de ingetogen, respectvolle portretten van Engels, Hofland en Stolzenbach. Echter, tot enkele minuten voor het einde. Het is dan, als de verhaallijnen afgerond worden, dat de kijker zich realiseert dat de film eigenlijk niets meer is dan een montage van drie sterke portretten. Met als rode draad de verhalen rond John Appels vader. Gezien de formule lijkt de film meer te willen dan portretten tonen, maar dat is nou juist Appels grote kracht. Ook hij nam een risico, maar blijkt geen echte speler te zijn.