Regie: Kinji Fukasaku / Kenta Fukasaku | Cast: Tatsuya Fujiwara (Shuya Nanahara), Ai Maeda (Shiori Kitano), Riki Takeuchi (Sensei) e.a.
De film begint sterk, met een voice-over van Nanahara, de hoofdpersoon uit het eerste deel die is uitgegroeid tot een Japanse teenage Bin Laden in de strijd tegen de volwassenen, en de complete skyline van Tokio(?) die à la nine-eleven tegen de vlakte gaat. Het Requiem van Verdi op vol volume, en de levensgrote letters BRII op het scherm roepen vervolgens effectief de sfeer van het eerste deel op. Nanahara heeft een groep kinderen om zich heen verzameld die zich de Wild Seven noemt, en in een videoboodschap richt hij zich tot de Japanse regering met een nogal vaag gemotiveerde oorlogsverklaring.
Maar waarom zelf het vuile werk opknappen, als je over een beproefde methode beschikt om die vervelende pubers elkaar te laten uitmoorden? Opnieuw wordt een schoolklas ontvoerd en voor het blok gezet: spoor Nanahara op en liquideer hem, binnen 72 uur, of anders uh-oh, kijk eens wat er om je nek zit!
Net als in Battle Royale is het hun eigen leraar (Riki Takeuchi in een pijnlijk mislukte poging om de getiktheid van Kitano naar de kroon te steken), die als ceremoniemeester optreedt. Na de bloederige executie van een dienstweigeraar en zijn partner kan het feest beginnen, en zien we de 40 overgebleven kids een amfibische landing uitvoeren op het eiland waar Nanahara verschanst zit, in een geslaagde pastiche op de opening van Saving Private Ryan (compleet met schokkerig camerawerk, verbleekte kleuren en kotsende kindsoldaten). Onder de nieuwe lichting bevindt zich Shiori, dochter van Kitano, die een persoonlijk appeltje te schillen heeft met Nanahara. Samen met een sterk uitgedund groepje klasgenoten weet zij door te dringen in zijn golfplaten vesting, en dan staat ze tegenover de ooit zo onschuldige scholier, nu verworden tot een labiele goeroe met lang haar, een cape en een neiging tot het houden van theatrale toespraken.
Kijkend naar BRII besef je pas hoezeer de amusementswaarde van het eerste deel een kwestie was van details. De tieners in Battle Royale maakten elkaar op de meest extravagante manieren af: met bijlen, sikkels, messen, pijl en boog, vergif en natuurlijk heel veel automatisch geweervuur. In deel 2 beschikt iedereen over hetzelfde vuurwapen, en sterft tweederde van het puberleger in het eerste half uur door een kogel of het ontploffen van zijn of haar halsband. Het is allemaal net iets bloederiger dan in deel 1, maar bloederiger is niet altijd leuker. Bovendien krijg je door de zo snel oplopende bodycount weinig kans om kennis te maken met de verschillende leerlingen, waardoor ze inwisselbaar worden en hun dood minder indruk maakt.
Ook de sympathieke manier waarop in het eerste deel werd omgegaan met de onschuld en de onzekerheden van de puberende deelnemers, weet BRII niet te herhalen. In plaats daarvan worden we op de verkeerde momenten geconfronteerd met pathetische intermezzos en wollige, gekunstelde dialogen. Nanahara maakt het allemaal nog een stukje ondraaglijker door er op elliptische wijze de actualiteit bij te halen en Amerika (dat land) tot kindervijand nummer één uit te roepen. Maar Takeuchi spant de kroon, met zijn geforceerde poging om het weirde afscheid van Kitano uit deel 1 te overtroeven. Mede dankzij zijn tenenkrommende acteerwerk ben je, wanneer de strijd tussen het leger en Nanahara's mini-Al Qaeda eenmaal losbarst, als kijker allang afgehaakt. Kitano zelf komt nog heel even terug in een flashback, als om nog even duidelijk te maken hoe veel charismatischer hij is dan alle personages in Battle Royale II bij elkaar, en hoe onwaardig deze film als opvolger van Kinji Fukasakus laatste echte cultklassieker.