Hooligans
Recensie

Hooligans (2005)

Vakkundig gemaakte film, met goed acteerwerk en een realistische kijk op het hooligan-milieu.

in Recensies
Leestijd: 3 min 42 sec
Regie: Lexi Alexander | Cast: Elijah Wood (Matt Buckner), Charlie Hunnam (Pete Dunham), Claire Forlani (Shannon Dunham), Marc Warren (Steve Dunham), Leo Gregory (Bovver) e.a. | Duur: 100 min.

In Hooligans ontdekt Elijah Wood iets dat de leden van Fight Club al jaren geleden wisten: van een goeie matpartij op z’n tijd word je een opgeruimder mens. Je voelt je levendiger, zelfverzekerder en doelbewuster. Je laat je niet meer koeioneren door je baas, of door die nare kakker die ervoor heeft gezorgd dat je van Harvard werd getrapt, waarna je besloot je zuster in Engeland op te zoeken en in aanraking kwam met een groepje opgefokte West Ham-supporters. Eens per week iemand van om het even welke rivaliserende club een gat in z’n hoofd trappen en zelf een paar fikse schrammen en bulten oplopen, doet wonderen voor je mannelijke ego. Tuurlijk heeft al dat vechten ook zijn keerzijde: geweld leidt tot meer en heviger geweld en heeft soms vervelende, onomkeerbare gevolgen. Maar je had het voor geen goud willen missen, want je hebt zoveel over jezelf geleerd en hebt ware vriendschap gevonden bij die jongens, die jou binnen no time in een crimineel wisten te veranderden.

Ziehier in een notendop de dubieuze boodschap van deze verder vakkundig gemaakte film, waarin Elijah Wood vastberaden zijn ‘no more Mr. Frodo’-campagne voortzet. Hooligans is niet direct een straf om naar te kijken; er wordt goed in geacteerd en veel aspecten van het leven in een ‘firm’ – het geweld, het bier, de rauwe kameraadschap – worden op een geloofwaardige manier geportretteerd. Regisseur Lexi Alexander, die kampioen kickboxen is geweest en op haar vijftiende deel uitmaakte van een groepje Mannheim-hooligans, kon putten uit haar eigen kleurrijke ervaringen om het milieu realistisch te schetsen. Jammer alleen dat al die ‘street credibility’ in dienst staat van een weinig overtuigende plot en een bedrieglijke moraal.

Wood speelt de buitenstaander door wiens ogen we het hooliganbestaan stukje bij beetje leren kennen: student journalistiek Matt Buckner, die dankzij bovengenoemde kakker met gebogen hoofd Harvard moet verlaten. Op naar Londen, waar zijn zus is getrouwd met een Engelsman. Het is diens jongere broer Pete (een prima rol van Charlie Hunnam) die Matt introduceert bij de Green Street Elite, een keiharde firm die zichzelf lieert aan West Ham United. Pete is de belichaming van de hooligan-paradox: een intelligente, vrolijke jongen die zijn weekenden opoffert om voetbaltraining te geven aan kleine ukkies en leden van andere firms het ziekenhuis in te slaan. Hij is de leider van de GSE, maar niet omdat hij geen ‘normaal’ leven zou kunnen leiden. Zo is het voor alle GSE-leden: ze hebben alleszins respectabele banen, een gezinsleven zelfs, maar toch riskeren ze week na week hun hachje door met bakstenen en loden pijpen op het slagveld te verschijnen. De film laat zien dat er primitieve mannelijke behoeften in het spel zijn, instincten die ook vat krijgen op Matt en hem (iets te rap) veranderen van een softe intellectueel in een geharde straatvechter.

De geloofwaardigheid van Hooligans brokkelt af door de toevoeging van twee kant-en-klare bad guys. Bovver is een uiterst agressieve GSE’er die ‘the Yank’ wantrouwt en haat vanwege zijn vriendschap met Pete; Tommy Hatcher is de brute leider van de Milwall-hooligans en daarmee de natuurlijke vijand van Pete’s GSE. Hij heeft een heel persoonlijk appeltje te schillen met de Green Street Elite en dan vooral met hun legendarische ex-leider, ‘the Major’.

Het ‘Major’-verhaal leidt uiteindelijk tot een verschrikkelijke confrontatie tussen de GSE en Milwall, waarbij Matt de schellen van de ogen vallen en de film halfslachtig probeert om de gewelddadige kant van het hooliganleven te veroordelen. Wat Hooligans echter niet erkent, is dat geweld de spil is van dat leven: voor vriendschap en gezellige kroegpraat hoef je je tenslotte niet bij een firm aan te sluiten. Echte hooligans gaan bovendien niet alleen elkaar te lijf, maar intimideren ook vredelievende voetbalfans en trekken met plezier een spoor van vernieling door treincoupé’s en stadscentra. Dat wordt door Alexander allemaal terzijde gelegd. In plaats daarvan legt ze de nadruk op het onderlinge ‘eergevoel’ binnen de firm en impliceert ze een – absurde – parallel met de eer onder militairen. De epiloog is tegelijkertijd bizar en veelzeggend. Matt gebruikt zijn hervonden agressie om de Harvard-kakker terug te pakken, en zingt daarna met geheven armen het lijflied van de Green Street Elite: zie je wel dat dat geknok goed voor hem is geweest? Het is een slotakkoord om je wenkbrauwen bij te fronsen.