'Den of Thieves 2: Pantera': van Michael Manns Los Angeles naar John Frankenheimers Zuid-Frankrijk
Recensie

'Den of Thieves 2: Pantera': van Michael Manns Los Angeles naar John Frankenheimers Zuid-Frankrijk (2025)

Big Nick heeft nog een appeltje te schillen, maar verkiest het boevenpad.

in Recensies
Leestijd: 3 min 48 sec
Regie: Christian Gudegast | Scenario: Christian Gudegast | Cast: Gerard Butler (Nicholas 'Big Nick' O'Brien), O'Shea Jackson Jr. (Donnie Wilson), Evin Ahmad (Jovanna), Salvatore Esposito (Slavko), Orli Shuk (Dragan), e.a. | Speelduur: 132 minuten | Jaar: 2025

Bij Den of Thieves was overduidelijk dat schrijver-regisseur Christian Gudegast erg graag de nieuwe Heat wilde maken. Het is evenmin moeilijk te raden waar hij zijn inspiratie voor deel twee vandaan heeft, want dat doet bij aanvang bijzonder veel denken aan French Connection II. Net als in John Frankenheimers vervolgfilm strijkt in Den of Thieves 2: Pantera een onbehouwen Amerikaanse rechercheur neer aan de Franse zuidkust, op jacht naar de enige crimineel die in de vorige film aan hem wist te ontkomen.

Dit doelwit luistert naar de naam Donnie en heeft zich in de tussentijd ontwikkeld tot een grote Europese crimineel. Hij staat net op het punt in Nice met een nieuwe bende een miljoenenkraak te plegen wanneer rechercheur Nick opduikt. Maar in plaats hem uit te leveren aan zijn Franse collega's kiest Nick ervoor samen met Donnie het boevenpad op te gaan.

Met die wending betaalt de overdreven karakterisering van Nick in de eerste film zich enigszins uit. Waar dit personage voorheen nauwelijks meer was dan de ruigste der ruige politiemannen, is het ditmaal best aannemelijk dat zo iemand op een dieptepunt in zijn leven bereid is zich aan te sluiten bij de tegenpartij. De criminaliteit lijkt hem ook een stuk beter te liggen dan het politiewerk. Hij geniet er in ieder geval een stuk meer van.

Van Donnie is het wat minder makkelijk te geloven dat hij Nick zou verwelkomen in zijn criminele clubje. Het einde van de vorige film onthulde Donnie als het stille meesterbrein achter een uiterst gedurfde kraak. Van zo iemand verwacht je wel enige terughoudendheid wanneer een rivaal zich ineens wil aansluiten. De film presenteert weliswaar een reden (er is een ex-politieagent nodig voor de kraak) en een motivatie (Donnie is wanhopig vanwege een schuld aan de Italiaanse maffia), maar geen juiste volgorde om die elementen aan elkaar te koppelen.

Ook jammer dat de dynamiek tussen Nick en Donnie nauwelijks ontwikkeling kent. Vanzelfsprekend is Donnie aanvankelijk wat sceptisch dat Nick hem wil vergezellen bij zijn criminele activiteiten, maar al enkele scènes later ogen ze als oude vrienden. Dat verandert geen moment, terwijl de vraag of ze elkaar kunnen vertrouwen voor de nodige spanning had kunnen zorgen, bovenop de spanning van de gezamenlijk uitgevoerde kraak. Ook hun criminele gezelschap krijgt minimale aandacht. Enkel met wat gesteggel over welke muziek ze willen horen mogen deze bijfiguren iets van hun persoonlijkheid kenbaar maken.

Desondanks is Pantera op enkele punten beter dan zijn voorganger. Zo biedt Nice niet alleen wat variatie na Los Angeles, maar contrasteert die setting ook prettig met de hoofdpersoon. Waar de eerste film telkens benadrukte hoe stoer Nick wel niet is door hem op geforceerde wijze te laten botsen met zijn omgeving, zorgt het wat chiquere Nice voor een natuurlijker contrast. Daardoor valt 'ugly American' Nick op minder geforceerde wijze uit de toon, terwijl kameleon Donnie juist prima past in het wereldje van stijlvolle criminelen. Alleen wel flauw dat vooral Nicks uitspraak van 'croissant' een bron van ergernis is.

Een andere opsteker is dat Nick in Nice een halve wereld verwijderd is van zijn privéleven. In de vorige film resulteerde dat namelijk in tal van vermoeiende scènes die niets anders deden dan de speelduur oprekken en de sympathie voor de hoofdpersoon verminderen. In Pantera blijft het bij een korte scène aan het begin en een terloopse opmerking dat hij gescheiden is. Meer dan genoeg. Zo interessant is dit personage immers niet.

Met Pantera laat Gudegast ook wel zien dat zijn interesse niet zozeer ligt bij de personages, maar vooral bij de technische kant van het film maken. Een stijlvolle autoachtervolging en de centrale inbraak getuigen van een goed oog voor compositie en ook van omgevingsshots wordt meestal wel iets moois gemaakt. Met Den of Thieves bewees Gudegast zich niet bepaald een nieuwe Michael Mann, maar als nieuwe Tony Scott kan hij mogelijk best een eind komen.

Maar een John Frankenheimer zal hij waarschijnlijk nooit worden, zo blijkt wel uit het ietwat sentimentele einde. Want hoe stoer 'Big Nick' O'Brien ook wordt neergezet, hij is geen 'Popeye' Doyle. Mogelijk is dat toe te schrijven aan vertolker Gerard Butler, die als producent wellicht iets te zeggen had over zijn personage. De man is gespecialiseerd in het spelen van ruige rouwdouwers, maar jammer genoeg zoeken ze zelden echt het randje op. Die gewoonte zit in dit geval mogelijk een betere film in de weg.