Het genre van Ordinary Man is niet zo een-twee-drie te bepalen: het is een mengeling van zwarte komedie, horror en romantiek met daarin verweven een heuse maatschappelijke boodschap. De maker meent namelijk in alle ernst dat we moeten erkennen dat in ieder mens een wild beest schuilt. Een veroordeelde moordenaar op het achtuurjournaal moet je niet wegrationaliseren als een manifestatie van het pure kwaad; je moet juist accepteren dat hij net zo goed je eigen buurman had kunnen zijn. Het resultaat is een vreemde mix van ingrediënten die het verassend genoeg zowel op het fantastische filmfestival van Brussel als op dat van Amsterdam wist te schoppen tot publieksfavoriet.
De opzet: een man verliest op de snelweg zijn geduld, vermoordt een medeweggebruiker en gijzelt diens vriendin. Echt kwaad bedoelt deze Georges het niet en er rest hem niets anders dan het verdoezelen van het bewijsmateriaal. Het uitgangspunt van deze tweede speelfilm van Vincent Lannoo is dat de kijker zich tegen wil en dank identificeert met een uiterst vriendelijke man die net een afgrijselijke misdaad heeft begaan. Niet voor niets laat Lannoo eerst de misdaad zien en pas daarna de misdadiger, die in niets lijkt op de klassieke killer. Er zijn geen tekenen van opzichtige verkniptheid zoals verborgen kelders, opgezette grootouders of een huiskamer vol paspoppen. Georges is gewoon een sullige burgerman, echtgenoot en vader. De moord en gijzeling pleegde hij in een gekke bui, maar verder is er niets aan de hand, zo maakt Ordinary Man ons wijs.
De hele film leunt op de aanname dat wij ons identificeren met Georges en begrijpen dat in potentie iedereen tot zulke daden in staat is. In een interview etaleert de Waalse filmmaker de merkwaardige mening dat de ergste misdadigers juist degenen zijn die het vriendelijkst overkomen. Hij wil het publiek laten nadenken over deze paradox. Hoe reageer je als je altijd hartelijke buurman Marc het monster Dutroux blijkt te zijn? Als voorbeeld geeft Lannoo toe hoe hij ooit uit pure frustratie een automobilist bijna te lijf is gegaan, en daarbij erg schrok van zijn gewelddadige optreden. Hij veralgemeniseert dit persoonlijke voorval door te stellen dat er dus in ieder mens een monster schuilt, dat ineens aan de oppervlakte kan komen.
Het script doet alle mogelijk moeite om ons ervan te overtuigen dat Georges inderdaad je eigen, goedwillende buurman is: als hij de gegijzelde Christine knock-out slaat, zegt hij pardon. Hij verzorgt haar als een bezorgde vader, brengt met Kerstmis zelfs champagne, en in de supermarkt zien we hem onwennig zoeken naar het maandverband. Christine verzet zich nauwelijks en ondergaat de ellende lijdzaam. Haar labiliteit wordt zonder nuancering verklaard door een kort fragment, waarin ze door haar (vermoorde) vriend ooit werd mishandeld. Het is opvallend hoe zij en alle andere personages worden gereduceerd tot bordkartonnen figuren, om wie de kijker zich moeilijk kan bekommeren. Hun stereotypering en eendimensionaliteit staan haaks op de boodschap die de film zou moeten uitdragen.
Zo onnozel als de motivering van regisseur Lannoo over het beest in ons allen, zo onzinnig en weinig origineel is Ordinary Man met zijn koddige, nietszeggende personages. Het enige frisse idee is de meegaandheid van Christine en het verrassend romantische einde. De kansen die Lannoo creëert voor een scherp oordeel over de hedendaagse medialisering van moraal laat hij liggen voor een slappe, komische aanpak. Filmmakers als David Cronenberg en Michael Haneke stippen in hun werk steeds opnieuw interessante inzichten aan over verborgen verlangens, de allesoverheersende mediacultuur en verstikkende burgermaatschappij, maar niets van dit alles bij Lannoo. Hij kiest steevast voor de makkelijke weg. Ook de bijrol van de fantastische Olivier Gourmet als pastoor is een totaal overbodige poging de film meer gewicht te geven. De opzet is er wel degelijk, maar Ordinary Man wordt nooit meer dan een zwakke, zwarte komedie.