De Iraanse speelfilms die het Westen weten te bereiken, stemmen over het algemeen in een aantal dingen overeen: eindeloze shots van kale landschappen, overdadige symboliek, het ontbreken van geschoolde acteurs en sinds enige tijd het gebruik van de digitale camera. Offside past in deze trend, maar blijft door Panahis zwakke uitvoering kwalitatief ver achter.
Abbas Kiarostami (The Wind Will Carry Us), Jafar Panahi (The Circle), Ali Raffi (The Fish Fall in Love) en Bahman Ghobadi (Turtles Can Fly) zijn de vier succesvolste Iraanse filmmakers van de laatste jaren. In tegenstelling tot de vele honderden scripts en voltooide speelfilms die de strenge Islamitische Censuur Commissie niet overleefden, bereikten hun films het Westen wel. Het rigide beleid van de conservatieve beleidsmakers in Iran, de zogenaamde Ayatollahs, heeft er toe geleid dat slechts één bepaald type speelfilm zijn weg weet te vinden naar de internationale filmfestivals.
Het is dan ook allesbehalve toevallig dat bovenstaande regisseurs allen grossieren in poëtische beeldtaal, een documentairestijl en het gebruik van amateurs. Iedere directe kritiek op de Iraanse dictatuur zal nooit de strikte Islamitische censuur overleven. De desbetreffende film kan een internationale release dan wel vergeten. Indirecte verwijzingen naar de nationale misstanden zijn de enige manier om een film gemaakt te krijgen. Ook de door Iraanse filmmakers omarmde digitale camera is daarvan een uitvloeisel, want hoe goedkoper de productiekosten, hoe kleiner het financiële risico voor de maker als zijn project in een laat stadium gecensureerd of zelf verboden wordt. Ongeschoolde acteurs worden dan ook vaak ingezet om de financiële strop te minimaliseren.
Jafar Panahis eerdere films The Circle en Crimson Gold werden door de Censuur Commissie verboden op basis van de thematiek inzake sociale misstanden zoals vrouwendiscriminatie. Panahi wist beide films toch het land uit te krijgen, waarna ze vele prijzen wonnen op diverse filmfestivals. Gezien het thema van zijn nieuwste film Offside is het niet verwonderlijk dat ook deze de censuur niet is doorgekomen. In de met een Zilveren Beer onderscheiden komedie over de onmogelijkheid voor vrouwen om een voetbalwedstrijd bij te wonen, toont Panahi aan hoe weinig vrouwen in de Iraanse samenleving te betekenen hebben. Overduidelijke, niet mis te verstane kritiek die door de Ayatollahs onacceptabel werd bevonden.
De uitvoering is echter zwak. Op een potsierlijke manier voert Panahi een aantal vrouwen op die verkleed als man het stadion binnendringen en opgepakt worden door soldaten. In afwachting van het laatste fluitsignaal gaan de vrouwen een dialoog aan met de soldaten, die worstelen met hun plichtsbesef en medemenselijkheid. Van poëtische beeldtaal is geen sprake in Offside, maar wel van een bijna ondraaglijke opeenvolging van schreeuwende amateuracteurs die steeds hetzelfde punt duidelijk maken: in Iran staan de vrouwen buitenspel. Hoe tragisch dat ook is; het levert een lege, kluchtige en werkelijk vermoeiende speelfilm op, waarin voor kenners van het Farsi hooguit de verschillende accenten en dialecten nog voor enig vermaak kunnen zorgen.