Net als Ivens zoekt de moderne maker zijn verhalen in den vreemde, maar is stukken minder poëtisch dan de grondlegger van de Nederlandse documentaire. Door de harder maar ook opener geworden wereld zijn kritiek en kritische beschouwing nu meer voor de hand liggende beweegredenen voor het maken van films dan de pure fascinatie alleen van die van vroeger. De keuze voor de openingsfilm van het IDFA in 2006 (het zeer poëtische 4 Elements van Jiska Rickels) staat bijvoorbeeld lijnrecht tegenover de aanklacht tegen de ontwikkelingshulpindustrie van de opening van dit jaar (Episode 3 Enjoy Poverty van Renzo Martens). Frappant in dit verband is dat de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking aangaf niet beschikbaar te zijn om de opening van het festival te verrichten. De werkelijke redenen laten zich raden, maar dit terzijde.
Toch is de Nederlandse dorstigheid naar verre reizen niet uniek. In The International Voice of IDFA de dagkrant van het festival valt onder de kop Wie Filmt Wie te lezen dat dit voor geheel West-Europa en in iets mindere mate voor Noord-Amerika - met andere woorden de westerse wereld - geldt. Daar waar de Afrikaan voornamelijk zichzelf filmt, zijn het vooral Azië, Noord-Amerika en Afrika die de voorkeur van de Europeaan genieten. Ook hier laten de individuele redenen zich enigszins raden, maar het spreekt voor zich dat geld, bewegingsvrijheid met een vleugje hang naar exotiek en betrekkelijke rust op eigen bodem de mogelijkheden scheppen voor de bovengenoemde filmische bijdragen.
Brekend met dit gegeven is een genre dat de maker zeer dicht bij huis houdt, in de sferen van familie en vrienden, in dozen vol herinneringen. Heel persoonlijk zijn deze documentaires vol onthullingen en verrassingen, vaak auto- of anders biografisch en beperkt tot familie en of naastenkring. Amerikanen zijn er dol op. Zo ook het Nederlandse publiek, getuige de gebruikelijk hoge score die dit soort films in de publieksenquêtes behalen. Een sterke vertegenwoordiger van dit genre is dit jaar Dear Zachary: A Letter to a Son About His Father van de Amerikaan Kurt Kuenne. Een film die opent met een tempo en onbegrijpelijke heftigheid van emotie, die je vol onbegrip je stoel indrukken. Vervolgens wordt men door de maker, met de vakkundigheid van een groot verhalenverteller, langs een steeds wonderlijker én afschuwelijker levensverhaal van zijn gestorven vriend Andrew geleid. Het in de ik-vorm gepresenteerde onderzoek naar de toedracht van diens dood leidt naar een opening van een familiedrama dat ontsnapt lijkt te zijn aan de pen van een detectiveschrijver. De stijl, in de verteltechniek, montage en geluid doen veel denken aan de films van Alan Berliner - wiens retrospectief, aanwezigheid en een masterclass het IDFA van 2006 mochten verrijken - en een klein onderzoekje van de aftiteling verraadt ook daadwerkelijk zijn aanwezigheid in naam. Het hoge tempo van de intercuts, de intuïtieve dynamiek van de aan stop-motion gerelateerde montage houden je constant bij de les, maar het is vooral het waargebeurde verhaal dat zich deels letterlijk voor de camera van de maker in al zijn onvoorspelbaarheid heeft ontwikkeld, dat deze film zeer de moeite waard maakt.