De films van François Ozon geven vaak stof tot discussie in de kringen van filmcritici en -liefhebbers, maar met deze wonderlijke Ricky slaat Ozon een doodlopende weg in. Wonderlijk is de film in vele opzichten en vooral in de mogelijke beweegredenen van de filmmaker om zoiets te maken. Is het zijn wens om als alleskunner te boek te staan, het predicaat dat hem door enkele critici al is toebedeeld?
De film kenmerkt zich vooral door middelmatigheid: de acteerprestaties zijn degelijk, maar weten niet genoeg te raken en het camerawerk is voor de hand liggend en vol van cinematografische clichés, zij het bij vlagen met een rauwrealistisch karakter. Het plot met zijn slaapverwekkende symboliek en metaforen doet je onvermijdelijk achter de oren krabben. Het verhaal is een zoetsappig sprookje over een wonderlijk kind van doodgewone ouders en wordt dodelijk saai uitgewerkt. Deze summiere beschrijving volstaat omdat er anders niets meer overblijft om voor naar de film te gaan.
Het blijft onbegrijpelijk waarom Ozon deze film heeft gemaakt. Zou het een uitdaging kunnen zijn een oersaai familierelaas met een bizar gegeven te willen muteren tot een nieuwe filmische dialectiek? Zien we iets over het hoofd en is Ozon in werkelijkheid de cinematografische avant-gardist? Nee, Ozon lijkt in een crisis te verkeren en komt met Ricky niet verder dan het voor hem kenmerkende, bijna aan geliktheid reikende beeldperfectionisme, gecombineerd met een duidelijke affectie voor het magische.
Deze vormcrisis is het enige excuus dat de huid van François Ozon nog zou kunnen redden; hij blijft immers de regisseur die onbetwiste kunststukjes als Sous le Sable en Swimming Pool op zijn naam heeft staan. Het is dan ook zeer te hopen dat deze pas op de plaats van voorbijgaande aard is. Ricky is uitsluitend voorbehouden aan de liefhebber van lichtvoetig vermaak met een vleugje fantasie.