No One Knows About Persian Cats
Recensie

No One Knows About Persian Cats (2009)

De in Iran vervolgde regisseur Bahman Ghobadi toont in deze langdradige maar oprechte muziekfilm de rebelse, hippe kant van zijn land.

in Recensies
Leestijd: 2 min 53 sec
Regie: Bahman Ghobadi | Cast: Negar Shaghagi (Negar), Ashkan Koshanedjad (Ashkan), Hamed Behdad (Nader) e.a. | Speelduur: 106 minuten | Jaar: 2009

Een land waar muziek verboden is: het bestaat gewoon, op een paar uur vliegen van hier. Irans islamitische regime heeft bepaald dat muziek onrein is ‘vanwege de vreugdegevoelens die het wakker maakt’. Een vrouw horen zingen is al helemaal een zonde. De bands, zangers, zangeressen en rappers van Iran verstoppen zich daarom in kelders, op daken en in boerenstallen. Maar ze maken hun muziek des te vuriger – soms letterlijk met gevaar voor eigen leven. De Koerdisch-Iraanse regisseur Bahman Ghobadi opereerde al even illegaal bij het maken van No One Knows About Persian Cats, zijn ode aan de verdrukte muziekscene van Teheran. Noch Ghobadi, noch de geportretteerde muzikanten kunnen voorlopig dan ook terug naar Iran. Maar hun verhaal staat na een zenuwslopende shoot op film en hun muziek klinkt buiten de grenzen van hun vaderland in de bioscoop.

No One Knows About Persian Cats is half speelfilm, half documentaire. Ghobadi volgt het popduo Take It Easy Hospital, een project van het hippe stelletje Negar en Ashkan. De twee zijn het zat om in het verborgene te werken en willen naar Londen, maar hebben daarvoor niet de benodigde vergunning. Als ze bij een excentrieke illegale paspoortenmaker komen, raakt Negar aan de praat met een andere vrouw die het land wil ontvluchten. Deze vrouw lijkt met haar blauwe hoofddoek en gegroefde gezicht weggelopen uit een rustieke ansichtkaart, maar als Negar onthult dat ze in een indierockband zit, prevelt de dame enthousiast: “Indierock, daar ben ik gek op! Madonna, 50 Cent...”

De scène is exemplarisch voor het ‘andere’ Iran dat Ghobadi laat zien. Achter het officiële plaatje – uniforme kleding, uniform geloof en verheerlijking van de staat – broeit en groeit een tegencultuur. Veel scènes zijn videoclips waarin de regisseur straatbeelden van Teheran op Iraanse rock of pop zet, met teksten die boekdelen spreken: “De grootste fout van mensen is dat ze denken dat ze leven/ Terwijl ze in de wachtkamer van het leven zitten/ Je kunt je leven uitbreiden met dromen/ Dromen zijn mijn realiteit”.

Negar en Ashkan zoeken intussen de ene na de andere band op en proberen alsnog een concert in Teheran te geven, geholpen door de breedsprakige ritselaar Nader. De ondergrondse wereld die Ghobadi toont heeft iets romantisch: een exemplaar van het Britse popblad NME gaat liefdevol van hand tot hand, koeien loeien mee met een metalband in hun stal en de concertkelder voor Take It Easy Hospital wordt verlicht met kaarsjes. In een dromerig gesprek delen de bandleden hun ambities met elkaar. De drummers grootste wens is een Ludwig-drumstel en een koelkast vol energiedrank; Ashkan wil niets liever dan naar IJsland gaan om Sigur Rós te zien spelen. Maar voor zijn dromen is geen plaats meer als de politie hem even later op een illegaal housefeest op de hielen zit.

Zo wisselt Ghobadi de harde werkelijkheid af met blije, poëtische momenten, zonder veel context te schetsen. Wat de artiesten doen als ze geen muziek maken of uit wat voor families ze komen is onduidelijk en de film is in zijn geheel een vrij langdradig rommeltje. Maar een regisseur die zijn film in zeventien dagen schiet – praktisch alles in één take – en ondertussen twee keer wordt gearresteerd vergeef je een stuurloze opbouw met gemak. Zijn No One Knows About Persian Cats blijft als muziekfilm overeind en is een terecht eerbetoon aan al die nooit gehoorde Iraanse stemmen.