Je hebt van die films met uitgangspunten die je wenkbrauwen doen fronsen. Een homoseksuele relatie tussen twee neonazis is er zo een. Het Deense Brotherhood, afgelopen jaar nog winnaar van de hoofdprijs op het Filmfestival van Rome, neemt dit ongewone gegeven als startpunt voor een vrij conventionele film over een onmogelijke liefde. De meerwaarde ligt in het feit dat de film een inkijkje biedt in de groepscultuur van de neonazis.
Debuterend regisseur Nicolo Donato begint zijn film in het donker, op een veldje waar een eenzame man in elkaar wordt geslagen door een groep agressievelingen die hem willen laten zien wat zij wel niet doen met flikkers. Vervolgens snijdt de film weg en maken we kennis met Lars, die in een gesprek te horen krijgt dat hij een verwachte promotie misloopt omdat hij een collega-soldaat zou hebben proberen te verleiden. Lars stapt op en trekt weer in bij zijn ouders. Bij toeval belandt hij vervolgens in een vergadering van rechts-extremisten. Lars moet helemaal niets hebben van de denkbeelden van deze groepering, maar raakt toch steeds meer bij hen betrokken, vooral omdat ze hem een kans bieden zijn woede over zijn ontslag bij het leger te uiten.
Lars gaat in de leer bij Jimmy, die hem een exemplaar van Mein Kampf onder de arm duwt en hem uitlegt waarom de nationaalsocialistische ideologie zo goed is. De twee, die samen leven in een strandhuisje, groeien steeds meer naar elkaar toe en belanden uiteindelijk in bed, iets wat vooral voor de macho Jimmy moeilijk te verkroppen valt.
Er zijn maar weinig kringen te bedenken waarbinnen een homoseksuele relatie zo verboden is als bij de neonazis, een groep Arische, gespierde mannen die zich allemaal zo macho mogelijk dienen te gedragen. Daarom biedt het ook zon welkome achtergrond voor Brotherhood, dat vooral een verhaal vertelt over een verboden liefde, zoals zo veel films dat al eerder deden. De toegevoegde waarde ligt hem juist in de wijze waarop de film laat zien hoe het er aan toegaat bij deze rechts-extremistische groepering, met denkbeelden die niet eens zoveel verschillen van diverse democratische partijen in West-Europa.
Toch ligt de nadruk in Brotherhood vooral op de relatie tussen Lars en Jimmy, die bij vlagen zeer fysiek in beeld wordt gebracht. De vergelijking met Brokeback Mountain, ook een film over een homoseksuele relatie in een machocultuur, is dan al snel gemaakt. Zoveel verschilt Brotherhood ook niet van die film, behalve in de beeldtaal die volgens de Europese standaard rauw en intens is. Of deze Deense film echter net zo veel impact zal hebben als zijn Amerikaanse equivalent is nog maar zeer de vraag.